Devil Come to Hell and Stay Where You Belong (2008)

Regie: Massimilian Breeder, Nina Breeder | 86 minuten | western, documentaire | Acteurs: Massimilian Breeder, Nina Breeder

Het Italiaanse echtpaar Massimilian en Nina Breeder maakten in 2006 en 2007 een rondreis kriskras door de Verenigde Staten van Amerika. Het echtpaar woonde twee jaar in New York en besloot om het Amerikaanse landschap te gaan verkennen, nadat ze tot de conclusie waren gekomen dat ze feitelijk niets wisten van het uitgestrekte continent dat voor hen lag. De daaruit voortvloeiende rondreis is op hoogst persoonlijke wijze op film vastgelegd. De visie van het tweetal is behoorlijk vervreemdend en hierdoor is ‘Devil Come to Hell and Stay Where You Belong’ een filmervaring die extreme reacties op zal roepen. Sommige fijnproevers zullen hun experimentele werkwijze en onconventionele uitvoering kunnen waarderen, anderen zullen het pretentieuze “arty-farty” vinden.

Zoals wel vaker met films die heftige reacties oproepen, ligt de waarheid ergens in het midden. De stijl en vorm die de Breeders hebben gekozen is ontegenzeggelijk gewaagd: ze hebben elkaar om beurten gefilmd tijdens hun rondreis, met extreme close-ups en vooral Nina heeft een grote fascinatie voor doodgereden dieren langs de kant van de weg. Bovenal schrikt het echtpaar er niet voor terug om hun meest intieme momenten met de kijker te delen. Met enige regelmaat keren vrijscènes in halfdonkere en anonieme motelkamers terug in de eindmontage, iets waar niet iedereen op zal zitten te wachten. Of zal verwachten in een film in documentaire-stijl dat het Amerikaanse landschap als onderwerp heeft.

Een echte documentaire is het namelijk niet en wie dit verwacht, komt bedrogen uit. Massimilian en Nina Breeder hebben een raar soort mix tussen homevideo, persoonlijke obsessies en natuurbeelden gemaakt, die zich moeilijk in een hokje laat duwen. Omdat het zo moeilijk is om een definitie te geven van wat de film inhoudt, is het tegelijk ook onmogelijk om de film binnen de bestaande kaders te beoordelen. Als het immers expliciet niet de bedoeling is om bijvoorbeeld scènes goed te belichten, om kwalitatief goed camerawerk te bieden, om te werken met een narratieve rode draad om de scènes met elkaar te verweven of dialogen te voeren, wordt het heel lastig om de film dan daar op aan te vallen.

De makers hebben wel hun best gedaan om een zo groot mogelijk publiek af te schrikken met de gekozen aanpak. Het valt niet mee om bijna anderhalf uur met volle aandacht uit te zitten, als het tempo zo laag ligt, er niet gesproken wordt en er niet zo heel veel interessants gebeurt. Het trucje van starende blikken in de verte en zwijgzaam dagelijkse handelingen verrichten, gaat snel vervelen. Uiteraard zijn de lange shots van het majestueuze en telkens zo verschillende landschap schitterend. Dat is dan ook wel het meest geslaagde deel van deze film. De close-ups van karkassen en een onzinnig en bloederig einde vormen het andere uiterste.

Wie mooie plaatjes wil zien van de Verenigde Staten èn interessante verhalen daaromheen wil zien, kan beter naar ‘Stephen Fry in America’ kijken.

Hans Geurts