Die Zauberflöte-Trollflöjten (1975)

Regie: Ingmar Bergman | 129 minuten | drama, muziek, avontuur, romantiek, fantasie | Acteurs: Josef Köstlinger, Irma Urrila, Håkan Hagegård, Elisabeth Erikson, Britt-Marie Aruhn, Kirsten Vaupel, Birgitta Smiding, Ulrik Cold, Birgit Nordin, Ragnar Ulfung, Erik Sædén, Ulf Johansson, Gösta Prüzelius, Jerker Arvidson, Hans Johansson

“Opera”. Spreek dit woord uit en vele mensen schieten in een kramp en krijgen associaties van gewichtigheid, ontoegankelijkheid, of elitarisme. Hetzelfde gebeurt als de naam van de Zweedse cineast Ingmar Bergman valt, bekend van zware, dramatische films als ‘Het Zevende Zegel’ of ‘Persona’. Het idee van een Bergmanverfilming van een opera zal dus niet iedereen even aantrekkelijk in de oren klinken. Maar met ‘Trollflöjten’, Bergmans versie van Mozarts ‘Die Zauberflöte’ kunnen al deze vooroordelen het raam uit, want niet alleen is ‘Die Zauberflöte’ één van Mozarts beste werken met vele prachtige, onsterfelijk geworden melodieën, het is ook zijn meest lichtvoetige opera, waarin weliswaar donkere elementen zitten, maar waarin de liefde zegeviert en het Goed het wint van het Kwaad. En Bergman benadert het geheel al even luchtig, met vrolijke acteurs en aankleding en een regelmatige invoeging van reactieshots van zijn naar de voorstelling kijkende dochtertje, die het geheel met verwondering gadeslaat, vaak met een glimlach op het gezicht.

Want ‘Trollflöjten’ is eigenlijk één groot feest voor de toeschouwer. De geliefde muziek van Mozart maakt uiteraard grote indruk en is wat de filmvoorstelling draagt, maar Bergman weet zeker iets persoonlijks aan de productie toe te voegen. Ten eerste valt op dat er, gewaagd genoeg, in het Zweeds gesproken en gezongen wordt in plaats van in het originele Duits. Hoewel, van opvallen in de betekenis van storen of uit de toon vallen is geen sprake. De Zweedse woorden en de stijl van zingen integreren prachtig met de muziek en mensen die niet beter zouden weten, zouden zomaar kunnen denken dat dit het origineel was. Wat muzikale beleving betreft wordt er met deze vertaling dus niets aan kracht ingeboet.

De stemmen zijn ook van een hoog niveau, met als bewijs de uitvoering van de virtuoze aria’s als die van de Koningin van de Nacht (Birgit Nordin), waarin ze haar dochter aanspoort om Sarastro te vermoorden, en die van Papageno (Håkan Hagegård) en Papagena (Elisabeth Erikson) waarin ze hun liefde voor elkaar op vrolijke wijze betuigen. Wellicht dat een enkele rol vertolkt had kunnen worden door een nog indrukwekkender zanger, maar in dit geval zijn de acteurs ook nog eens geloofwaardig in hun spel, wat een hoop waard is. De kijker word echt meegenomen in het verhaal en leeft tot op zekere hoogte mee met de personages. Tot op zekere hoogte, want dat het een illusie is en dat het een opvoering op het toneel betreft, is vrijwel voortdurend duidelijk door de wijze waarop het geheel in beeld is gebracht.

Bergman probeert niet de duidelijke wisselwerking tussen publiek en opvoering en de constructie van het verhaal te verbergen door alles in een filmische context te plaatsen met realistische sets of locaties en een naadloze montage. Hij begint al meteen, bij de ouverture, met het louter tonen van het publiek dat naar de voorstelling aan het kijken is. Niet alleen laat Bergman hiermee zien dat hij van plan is de kijker van de film min of meer op één lijn te stellen met de toeschouwer van de operavoorstelling in de film en hem gewoon een paar uur vermaak te bieden, maar ook – door de diversiteit van het publiek en de lachende en geïnteresseerde gezichten – dat Opera voor iedereen is en dat het niet altijd gewichtig of afstandelijk hoeft te zijn. Na de ouverture en bij het begin van de eerste akte wordt de filmkijker deelgenoot gemaakt van wat er op het podium plaatsvindt, al wordt er tijdens de voorstelling nog wel regelmatig overgeschakeld naar een reactie uit het publiek, meestal van hetzelfde jonge meisje, dat steeds heel aandachtig en geamuseerd zit te kijken. Dit operasprookje is dus kennelijk geschikt voor kinderen. En tja, er komen fantasiebeesten in voor en leuke kostuums, en de muziek is vaak vrolijk, dus er is inderdaad geen reden dat kinderen zich niet zullen vermaken. Om de kunstmatigheid van de voorstelling, heel Brechtiaans, zichtbaar te houden, ziet de (film)kijker ook af en toe beelden van achter de coulissen, vlak voordat de acteurs op moeten komen, en daarnaast zijn de decors meestal overduidelijk zo plat als een dubbeltje.

Dit betekent echter niet dat Bergman filmisch niets weet toe te voegen. Sommige decorstukken en toneelsets zijn heel realistisch, zoals in het geval van een besneeuwde buitenlocatie bij een ijzeren hek, en via montage en een strategisch plaatsen van de camera zijn er effecten mogelijk die een theaterpubliek niet kan ervaren, zoals het wijzigen van het uiterlijk van de Koningin van de Nacht in enkele luttele seconden, en het “levend” maken van de beeltenis van Tamino (Josef Köstlinger) en Pamina (Irma Urrila) in hun wederzijdse amuletten-met-foto. Daarnaast zijn het camerawerk en de montage zeer levendig waardoor de filmkijker geen enkele visueel detail hoeft te missen.

‘Trollflöjten’ van Ingmar Bergman is een fantastische operaverfilming. Tegelijk authentiek en vernieuwend en net zoveel een film als een opera. Bovendien is het een leuk avontuur voor jong en oud waarin de kracht van de liefde alles overwint, en, wat minstens zo belangrijk is, waarvan de muziek magistraal is. Puur genieten, dus…

Bart Rietvink