Doomsday (2008)

Regie: Neil Marshall | 105 minuten | actie, horror, thriller, komedie, avontuur, fantasie, science fiction | Acteurs: Caryn Peterson, Adeola Ariyo, Emma Cleasby, Christine Tomlinson, Vernon Willemse, Paul Hyett, Daniel Read, Karl Thaning, Stephen Hughes, Jason Cope, Ryan Kruger, Nathan Wheatley, Cecil Carter, Jeremy Crutchley, Rhona Mitra, Tom Fairfoot, Eloise Cupido, Lily Anderson, Az Abrahams, Bob Hoskins, Alexander Siddig, David O’Hara, Cokey Falkow, John Carson, Nathalie Boltt, Susan Danford, Adrian Lester, Rick Warden, Nora-Jane Noone, Leslie Simpson, Chris Robson, Sean Pertwee, Darren Morfitt, Alessia Ramazzotti, Shaamilla Noordien, Lee-Anne Liebenberg, Craig Conway, Nicholas Pauling, Riaz Solker, MyAnna Buring, Porteus Xandau Steenkamp, Axelle Carolyn, Benedict Carver, Martin Compston, Henie Bosman, Cal Macaninch, Malcolm McDowell, Martin Ball

Wanneer er geen of nauwelijks persvoorstellingen zijn van een film, zoals in Amerika het geval was bij ‘Doomsday’, betekent dit meestal niet veel goeds. Het wijst op weinig vertrouwen in de film van de studio. Er is op het eerste gezicht echter geen reden dat ‘Doomsday’ stilletjes en roemloos aan de kijker, of de pers, voorbij zou moeten gaan. De vorige film van ‘Doomsday’-regisseur Neil Marshall, ‘The Descent’, is namelijk zeer goed ontvangen door publiek en pers, en werd zelfs met superlatieven als “beste horrorfilm ooit” overspoeld. En nu is er een groot ouderwets actiespektakel met een postmodern sausje gearriveerd. Een fijne hakfilm met een no-nonsense benadering en lekkere sarcastische, zwarte humor. “What’s not to like?”

Na Tarantino’s en Rodrigues’ hommages aan jaren zeventig grindhouse cinema middels hun tweeluik ‘Death Proof’ en ‘Planet Terror’, is dit Neil Marshalls hommage aan, onder meer, jaren tachtig (post-) apocalyptische actiefilms als ‘Escape from New York’ en de ‘Mad Max’-serie. Maar in plaats van het beschouwen van deze en vele andere filmreferenties als een liefdevol eerbetoon, wordt Marshall door vele critici simpelweg beticht van een gebrek aan originaliteit en wordt er nog net niet de vloer aangeveegd met zijn pastiche van ruige, futuristische avonturenfilms. Dit terwijl Marshall er allesbehalve een geheim maakt van zijn inspiratiebronnen; hij is er trots op en gaat zelfs zo ver dat hij personages in zijn film noemt naar die uit zijn voorbeeldfilms. En als ‘Doomsday’ nu louter zou bestaan uit “zoek de film”-momenten en als op zichzelf staande film geen waarde zou hebben, zou er voor de kritiek op gebrek aan originaliteit nog wat te zeggen zijn, maar niet alleen is ‘Doomsday’ een heerlijke actiefilm in de traditie van de films waarnaar wordt verwezen, de prent heeft ook een geheel eigen, onweerstaanbare energie en humor die het blijven hangen bij de eerder genoemde bezwaren tot een wat flauwe exercitie maakt. ‘Doomsday’ is gewoon een geweldige popcornfilm, waarbij het verstand uitgeschakeld kan worden en er volop genoten kan worden van het bijna non-stop actiespektakel op het scherm.

Tevens kan de kijker getuige zijn van de geboorte van een nieuwe actieheldin: Eden Sinclair. Hoewel niet van bijzonder veel diepte voorzien door de scriptschrijvers of actrice Rhona Mitra zelf, doet de actrice wat ze moet doen. Ze komt geloofwaardig over als ruige majoor die de mannen in haar gezelschap kan leiden en flinke klappen en trappen – en af en toe een fijne sarcastische sneer – kan uitdelen. Ooit begonnen als Lara Croft-model, poserend in passende outfits op shows en evenementen, kan ze nu de eigenschappen van dit computerpersonage daadwerkelijk in een film tot uiting laten komen. Al was ze reeds als een actieheldin te zien in de avonturen(b-)film ‘Beowulf’ met Christopher Lambert, in ‘Doomsday’ staat ze voor het eerst helemaal centraal en is zij het die de touwtjes in handen heeft. En dit doet ze prima. Ze komt mooi over in strakke kleding, slaat haar tegenstanders overtuigend tegen de grond, en heeft een bijpassende stoere houding. Geen wonder dus, dat haar is gevraagd om de hoofdrol in de volgende film in de ‘Underworld’-serie over te nemen van collega actiebabe Kate Beckinsale.

Want actie bevat de film van begin tot eind. Sommigen zullen misschien een gebrek aan karakterontwikkeling of interactie tussen de personages betreuren, maar hier is simpelweg geen tijd voor. Er is geen ruimte voor invoelende gesprekken en achtergrondinformatie want er moet gepresteerd worden. Met speciale harnassen aan – “24 uurs bescherming. Precies wat een meisje nodig heeft”, stelt Sinclair” – een flink wapenarsenaal en speciale pantserwagens moeten ze de quarantainezone binnendringen en eventuele vijandige elementen op een afstand zien te houden. Natuurlijk worden ze al snel overvallen door hordes dolgedraaide rebellen en krijgt de kijker het toch wel benauwd wanneer de zo ondoordringbaar en ontastbaar ogende wagens toch het onderspit lijken te gaan delven. Dat ook dit soort confrontaties niet nieuw is en bijvoorbeeld doet denken aan films als ‘Land of the Dead’ maakt dan niet zoveel meer uit.

Want referenties zitten er, zoals gezegd, genoeg in de film. Van ‘Escape from New York’ tot ‘Apocalypse Now’, van ‘Mad Max’ tot ‘Pulp Fiction’, en van ’28 Days Later’ tot ‘The Lord of the Rings’. Maar vaak doet Marshall wel wat leuks met de verwijzingen naar of context van dergelijke films. Zo heeft Sinclair net als Snake Plissken in de ‘Escape’-films slechts één (echt) oog, maar kan ze hier haar mechanische kunstoog met (opname)camera handig uit haar oogkas halen om zodoende om een hoekje te kunnen kijken (door het ding tussen haar vingers te houden of gewoonweg een gang in te rollen). Ook wordt de kijker tijdens een “Mad Max Thunderdome” feestje getrakteerd op een stel mannen in kilt dat de can-can danst, en worden er even later – door leider Sol (Craig Conway) – plastic bordjes in het joelende publiek gegooid voor het op handen zijnde roosteren en verorberen van een zojuist gemaakt slachtoffer. Jammie! Ook is het enigszins anachronistisch wanneer er in de fantasy-setting van Kane’s kasteel en landgoed (McDowell) ineens een moderne auto, te weten een Bentley Continental GT, verschijnt (in een opslagplaats die expliciet verwijst naar de eerste Indiana Jones film, getuige ook de opmerking van een personage: “Wat hebben ze hier verstopt? De verborgen ark?”).

Wanneer de pantserwagens voor het eerst door de “hotzone” rijden en er cijfers op de huizen blijken te zijn geschilderd om het aantal te redden overlevenden, en nu dus slachtoffers, wordt de toon dramatisch en bezinnend, maar veel tijd om bij dit soort momenten stil te staan gunt Marshall de kijker en zijn personages niet. Dit is duidelijk een film waarin de regisseur niet geïnteresseerd is in subtiliteiten maar waarin hij gewoon zichzelf en het publiek optimaal wil vermaken. Dit is vaak goed nieuws voor de kijker, maar in het geval van het einde van de film, waarin de problematiek van het vinden van een geneesmiddel en terechtstellen van schurkachtige politici wordt opgelost, is het toch wat te simpel. Na alle opbouw en levensgevaarlijke gebeurtenissen die voorafgingen, is hetgene wat hier wordt geboden toch wel erg anticlimactisch en clichématig. Het is een lichte smet op een anderzijds zeer vermakelijke actiefilm. Een film met bijna non-stop actie, een manische schurk met mohawk, afgehakte en tegen de camera stuitende hoofden, veel bloed, zinloos geweld tegen konijntjes (in één van de grappigste shots), een “catfight” in een kelder, een goede dosis aantrekkelijk ingepakte vrouwenbillen – een duidelijke liefhebberij van de regisseur -, een gladiatorenstrijd, en nog veel meer van die heerlijke onzin. ‘Doomsday’ moet het niet altijd hebben van logica, verhaaltechnische overtuigingskracht of innovatie. Kijkers die hier primair in geïnteresseerd zijn, kunnen beter thuis blijven. Voor thrillseekers, echter, die geen “nee” zeggen tegen een ouderwets goede actiefilm met een snufje gore en zwarte humor, is ‘Doomsday’ één groot feest.

Bart Rietvink

Waardering: 4

Bioscooprelease: 24 april 2008