Dracula père et fils (1976)
Regie: Edouard Molinaro | 96 minuten | komedie, horror | Acteurs: Christopher Lee, Bernard Menez, Marie-Hélène Breillat, Robert Dalban, Catherine Breillat, Raymond Bussières, Mustapha Dali, Jean-Claude Dauphin, Xavier Depraz, Jean Lescot, Anna Gaël, Anna Prucnal, Claude Génia, Gérard Jugnot, Albert Simono
Deze film is gebaseerd op het boek ‘Paris Vampire’ van Claude Klotz en opent in het Transsylvanië van 1784. En het begint voor de horrorfan op veelbelovende wijze: een koets die zich onder jachtige muziek door een groot en verlaten donker bos haast, de bijna tastbare mistnevels die door de lucht drijven, verhalen over vampiers die in de omgeving huizen, door angst en bijgeloof bevangen reizigers die krampachtig hun crucifixen bij de hand houden… het is veelzeggend genoeg allemaal. En wanneer er een tweede koets uit de grijze mistige duisternis opduikt en de koetsier daarvan met spottend kwaadaardige blik prominent in beeld wordt gebracht, zal de gemiddelde horrorfan het vermoeden besluipen dat het in de streek heersende angstige bijgeloof maar al te waar is en er daarmee veelbelovende duistere ontwikkelingen op stapel staan.
En op grond van de eerste beelden is dit gerechtvaardigd te noemen, want een sfeervollere openingsscène is er niet gauw te vinden. En wanneer de jonge en mooie Herminie even later een gevangene van een plaatselijke vampier blijkt te zijn geworden, kan er begonnen worden met de bezorgdheid voor haar welzijn. Maar de gemiddelde horrorfan zal zich vervolgens wellicht even achter de oren krabben wanneer vervolgens de prins der duisternis van dit verhaal onder het geluid van vrolijke discodeuntjes in beeld verschijnt. En dit is ook direct het punt waarmee de aanpak van de openingsscène wordt losgelaten en de humoristisch-satirische insteek van deze film duidelijk wordt. En alleen het verhaal zelf kan al als indicatie dienen dat het niet erg serieus kan zijn bedoeld. De vampier, waar een enkele maal naar wordt verwezen als graaf Reibovitcz, krijgt van Herminie een zoon die hem waardig is, dat denkt hij dan tenminste. Maar zoon Ferdinand heeft na 120 jaar nog geen druppel mensenbloed durven te drinken. Weer vele jaren later, in de ‘huidige tijd’ worden de graaf en Ferdinand uit hun kasteel verdreven. De graaf wordt in Londen een gevierde horroracteur en Ferdinand vindt werk in Parijs. Nadat ze elkaar hebben teriuggevonden, worden ze beiden verliefd op de jonge Nicole, probeert Ferdinand te voorkomen dat zijn vader zijn tanden in Nicole’s nek zet, en probeert hijzelf haar met zijn eigen charmes te veroveren.
Al met al niet bepaald een verhaal waarvan al direct een een serieuze bedoeling uit is af te leiden. Integendeel, het komt vrij onzinnig over maar de invulling van de gebeurtenissen levert wel de nodige humor op. Onder andere door de situaties waarin zowel vader als zoon vampier verzeild raken door Ferdinand’s afkeer van bloed, zijn vader’s op niets uitlopende pogingen om hem wat rechtgeaard vampiergedrag bij te brengen en de door de graaf geuite krachttermen en opmerkingen die daar het gevolg van zijn. Ook passeren er geslaagde humoristische scènes de revue wanneer vader en zoon in de voor hen beiden nieuwe westerse wereld tegen zaken aanlopen die voorheen voor hen onbekend waren. En tenslotte levert de afsluitende onderlinge strijd die tussen vader en zoon ontbrandt wanneer ze beiden hun zinnen op Nicole hebben gezet ook de nodige humor op.
Het zal duidelijk zijn dat de humoristisch-satirische insteek in deze film voorop staat. Werkelijke horror is in deze productie daarmee ver te zoeken. De optredende situaties zijn daarvoor op geen stukken na serieus genoeg te nemen. Wel wordt er, naast de al sfeervolle openingsscène van deze film, op gepaste wijze aandacht besteed aan andere binnen het vampiergenre maar al te bekende zaken: het sfeervolle duistere kasteel, door blootstelling aan zonlicht tot stof vervallende vampiers, crucifixen waarmee vampiers worden bestreden, de eeuwige wedloop van de vampier tegen de opkomende zon… Het levert taferelen op die de vampierfan uit het hart gegrepen zal zijn, maar de manier waarop ze gepresenteerd worden laat het nergens eng zijn. Temeer daar andere al dan niet vampierverwante zaken met een overduidelijke knipoog gebracht worden. De graaf die op reis gaat met een koffer in de vorm van een doodskist? De graaf die tijdens zijn filmopnamen niet in de nek van zijn tegenspeelster mag bijten, maar daarna achter de coulissen alsnog zijn bijtgrage neigingen op haar botviert? De graaf die van een lastig en tijdelijk vampierliefje afkomt door haar te vragen bij daglicht de gordijnen open te doen waardoor ze tot stof vervalt? De graaf die gevraagd wordt om een reclame voor tandpasta te doen? Het zijn gebeurtenissen en situaties met een link naar de vampiristische aard van de graaf, maar door de humor die erin aanwezig is zullen de rillingen de kijker niet over de rug lopen.
We zien Christopher Lee opduiken als de bloedzuigende graaf die als horroracteur furore maakt, een aspect van zijn rol waar hij zich ongetwijfeld in thuis zal hebben gevoeld. En Lee kwijt zich goed van zijn rol en blijkt daarbij ook over komisch talent te beschikken. Niet door op overdreven wijze de clown uit te hangen, maar juist door zijn rol in volle ernst te spelen. Des te grappiger komen zijn herhaaldelijk vertwijfelde en verwarde blikken en andere gezichtsuitdrukkingen over die niet bepaald passen bij de waardigheid die de graaf bij voorkeur uitstraalt. Ook Bernard Menez is een goede keuze geweest voor de vormgeving van de aanvankelijk ietwat schlemielige Ferdinand die steeds zelfverzekerder wordt, het tegen zijn vader opneemt en die zelfs jaloers op hem laat worden. Verder zijn lovende woorden aan Catherine en Marie-Hélène Breillat die zich als Herminie en Nicole in deze film staande weten te houden op hun plaats, al zijn hun optredens dan van relatief korte duur.
De minpunten van dit verhaal? Tja…de misleidende titel, want de naam ‘Dracula’ wordt in het verhaal nergens genoemd, zal geen probleem zijn. Voor de ware horrorfan misschien wel dat deze film nergens eng wordt, en voor de liefhebber van satirische-humoristische films dat sommige grappen wellicht te flauw zijn, want een bepaalde meligheid is her en der wel te onderkennen. En op sommige punten is er ook een lichtelijke saaiheid aanwezig. Wellicht waren dat ook redenen dat regisseur Molinaro deze film in later jaren zelfs een mislukking noemde. Ferdinand-vertolker Menez was daarentegen tevreden met het resultaat. En hoewel deze ‘Dracula père et fils’ niet de meest grappige horrorkomedie ooit is geworden, zullen de liefhebbers van satirisch-humoristische ‘griezel’films er zeker het nodige genoegen aan kunnen beleven.
Frans Buitendijk