Dracula’s Daughter – Daughter of Dracula (1936)

Regie: Lambert Hillyer | 71 minuten | horror | Acteurs: Otto Kruger, Gloria Holden, Marguerite Churchill, Edward Van Sloan, Gilbert Emery, Irving Pichel, Halliwell Hobbes, Billy Bevan, Nan Grey, Hedda Hopper, Claud Allister, Edger Norton, E.E. Clive

Deze film van Universal is het vervolg op ‘Dracula’ uit 1931 en sluit ook direct aan op het einde daarvan. Luttele seconden nadat Professor Von Helsing een staak door Dracula’s hart heeft gejaagd wordt hij in de boeien geslagen en dreigt voor moord veroordeeld te worden. Kort daarop duikt Dracula’s dochter op en al rap vallen her en der de nodige slachtoffers. Natuurlijk wordt Von Helsing niet geloofd (waar zijn toch de overige personages uit ‘Dracula’ gebleven die voor hem kunnen getuigen?) en hiermee lijken alle voorwaarden geschapen voor een film waarin overeenkomstig zijn voorganger uit 1931 een vampier met ware wellust zijn bloeddorst op de mensheid kan botvieren.

Maar dat pakt anders uit. Hoewel na het succes van ‘Dracula’ voor Univeral de verleiding om een soortgelijke film te maken groot moet zijn geweest, is hier een andere benadering gevolgd. Dracula’s dochter gravin Zaleska ervaart haar bestaan als een vloek en hoopt door een exorcisme op het lijk van haar vader de vampiervloek op te heffen die ook op haar rust. Ook zoekt ze bij Dr. Garth hulp voor haar bevrijding. Het grootste deel van de film speelt zich dan ook af rond het geestelijk leed dat ze doorstaat als gevolg van haar vampier-zijn en haar pogingen om menselijk te worden. Een interessante en voor die tijd originele benadering van het ‘vampier tegen wil en dank’ beginsel, dat we ook kennen van vampierfilms uit een meer recent verleden. Interessant en origineel, maar toch het had beter gekund bij het uitdiepen van Zaleska’s zieleroerselen. Holden is voor de rol van Zaleska een juiste keuze geweest, en ze weet de kwellingen waaronder ze gebukt gaat goed weer te geven en daarmee sympathie en medeleven op te roepen, maar toch maakt ze zonder enige aarzeling of mededogen slachtoffers en ook na afloop toont ze geen enkele wroeging. Wel weet ze op de momenten dat ze op strooptocht is daardoor een dreigende sfeer des te meer te bewerkstelligen, maar aangezien het in deze film voor een groot deel moet hebben van de ontwikkeling en uitdieping van haar karakter ontbreekt de ‘finishing touch’. Een verdere uitdieping van Zaleska’s achtergrond en een duidelijker weerzin tegen het noodgedwongen maken van haar slachtoffers met een zekere mate van emotionele betrokkenheid met hun lot was welkom geweest en had deze film, hoewel dus met een totaal andere benadering, wellicht net datgene kunnen meegeven om zijn voorganger ‘Dracula’ te kunnen evenaren.

Dit temeer daar de film verder genoeg opvallende pluspunten heeft. Hoewel ‘Dracula’s Daughter’ het meer van een beklemmende sfeer moet hebben dan van horror zoals die in ‘Dracula’ naar voren kwam, komt Zaleska, nadat ze haar geaardheid eenmaal geaccepteerd heeft, hardvochtig en meedogenloos genoeg over om zich een ware dochter van haar vader te kunnen noemen en een dienovereenkomstig dreigende uitstraling te bereiken. Ook Irving Pichel weet als haar bediende Sandor (hoewel iets te overdadig als booswicht geschminkt) als schurk in het verhaal met zijn beklemmende verschijning en kwade bedoelingen de nodige huiver op te roepen. Verder duikt Edward Von Sloan weer op in een sterke vertolking van Professor von Helsing. Een minpunt is alleen wel dat zijn optreden vrij kort is en wordt ondergesneeuwd door dat van Otto Kruger als de weinig charismatische en herhaaldelijk onsympathiek overkomende Dr. Garth. Hoewel het in deze film verder in opvallende mate ontbreekt aan crucifixen, vleermuizen, wolven, knoflook of soortgelijke vampier-attributen vindt er voor de liefhebbers van de meer traditionele vampierbenadering tenslotte een terugkeer naar Transsylvanië plaats met een geslaagd en welkom weerzien met de bijgelovige en door angst bevangen dorpelingen en het nachtelijke door vage mistnevels omgeven duistere en onheilspellende kasteel van Dracula.

Al met al is deze film een interessante opvolger van ‘ Dracula’ uit 1931. De benadering is, gezien het tijdperk waarin de film is gemaakt en de navolging die het in later jaren in andere vampierfilms heeft gevonden, al origineel genoeg om het als een klassieker te bestempelen. Wel zijn er diverse tekortkomingen in te onderkennen, die het tezamen met een deel van de inmiddels als verouderd overkomende humor, niet als de evenaring van ‘Dracula’ uit 1931 de geschiedenis in zal laten gaan. Niettemin wordt er gedurende de gehele speelduur een in verschillende gradaties geslaagde beklemmende sfeer bereikt. Gezien de invalshoek waarmee het vampiergenre in deze film wordt benaderd en het jaartal waaruit deze film stamt een des te knappere prestatie. Een aanrader voor de vampier- en klassiekerliefhebbers.

Frans Buitendijk

Waardering: 3

Bioscooprelease: 7 oktober 1937