Dragonball: Evolution (2009)
Regie: James Wong | 115 minuten | actie, thriller, avontuur, fantasie, science fiction | Acteurs: Justin Chatwin, Joon Park, Jamie Chung, James Marsters, Emmy Rossum, Chow Yun-Fat, Randall Duk Kim, Ernie Hudson, Texas Battle, Shavon Kirksey, Eriko Tamura, Luis Arrieta, Richard Blake, Julian Sedgwick
‘Dragonball: Evolution’ had een epische strijd tussen goed en kwaad kunnen zijn, of een vermakelijk fantasy spektakel vol humor, bijzondere personages en leuke special effects. Helaas heeft het niet zo mogen zijn. Met uitzondering van enkele komische, campy momenten en een sporadisch geslaagde actiescène, is de film een spanningsloos, slecht geacteerd, onelegant prul geworden, dat leken noch die-hard fans zal kunnen bekoren. Zelfs de vrijwel immer betrouwbare Chow Yun-Fat kan de film niet redden en zorgt met zijn knipogende, over-de-top bedoelde vertolking voor verschillende tenenkrommende momenten als meester Roshi. Nee, van ‘Dragonball: Evolution’ zal niemand vrolijk worden.
Wat regisseur James Wong precies voor ogen had toen hij deze film maakte, is niet goed duidelijk. Wong, die eerder met het eerste en derde deel uit de ‘Final Destination’-serie heeft laten zien over voldoende vakmanschap te beschikken voor het maken van spannende, zelfbewuste, humoristische, en zelfs dramatisch geslaagde films, lijkt hier de weg een beetje kwijt te zijn. Misschien dat tienjarigen nog enig plezier zullen beleven aan het geschreeuw en gespring van Chow-Yun Fat, maar zelfs zij moeten zich bekocht voelen door het gebrek aan goede actie, degelijke special effects, en opwindende Dragonball-magie. Zij doen er beter aan een middagje af te stemmen op Fox Kids of Nickelodeon, of waar ook de Dragonball-tekenfilmserie wordt uitgezonden. En zelfs zij zouden nog een meer geïnspireerd verhaal kunnen bedenken en mooiere effecten kunnen genereren met behulp van hun “my-first-laptop” of “Iedereen kan filmmaken met Ravensburger”-speelpakket.
Het verhaal is verschrikkelijk mager, maar Wong heeft kennelijk niet de noodzaak gevoeld verdieping of verbreding te zoeken, afgezien het regelmatige geflirt van Goku (een meestal acceptabele Justin Chatwin) met ene schone Chinese dame genaamd Chi Chi (Jamie Cheung) die hij op school ontmoet en toevallig ook een martial arts expert blijkt te zijn. Sterker nog, Wong lijkt het verhaal zo complex te vinden, dat hij het keer op keer opnieuw laat uitleggen in de film. In de proloog leert de kijker al dat er zeven Dragonballs gevonden moeten worden om een sluimerend kwaad van de wederopstanding en wereldoverheersing te weerhouden – een zelfde soort queeste als in ‘The Lord of the Rings’, dus, waarin de Ene Ring in de vulkaan gegooid moet worden om het groeiende Kwaad van Sauron tegen te houden. Maar vervolgens wordt het door meester Roshi bij een kampvuur nog eens uit de doeken gedaan, en brult kwade heer Piccolo even later dat hij de Dragonballs nodig heeft voor zijn ultieme dictatuur. Ach, als de boodschap maar blijft hangen. Maar intussen gebeurt er weinig boeiends in de film.
Wanneer Piccolo, die zich in een soort zwevende fallus voortbeweegt, zijn intrede doet en op indrukwekkende wijze het huis van de leermeester van Goku vernietigt, duurt het niet lang voordat sidekick Bulma (Emmy Rossum) opduikt en Goku gaat helpen om de wereld te redden. Even lijkt het een interessante ontmoeting te zijn, maar met de krakkemikkige dialoog en het holle script weet ook Emmy Rossum, die een interessant liefdesobject speelde in ‘Phantom of the Opera’, niets aan te vangen. Ook is haar personage niet zo wild als de film de kijker wil laten geloven. Wanneer ze zonder tegenspraak het huis van Roshi binnenloopt, merkt Goku op dat het meisje “out of control” is. Tja, dat valt best mee. Als ze nu de deur in zou hebben getrapt, of op een andere manier heel veel pit zou hebben laten zien, dan was deze opmerking misschien gerechtvaardigd geweest. De onafhankelijke elementen vormen ook vrijwel nergens een organisch geheel. Het lijkt wel alsof de film door tien schrijvers en regisseurs is gemaakt en de delen simpelweg aan elkaar zijn geplakt. Vreemd is het bijvoorbeeld dat wanneer Goku met zijn nieuwe vrienden Roshi en Bulma ineens klasgenootje Chi Chi in een martial arts trainingskamp tegenkomt, hij ze niet aan haar voorstelt of iets over hen vertelt en zij ook niet geïnteresseerd is naar hun identiteit. Ook Roshi en Bulma zelf willen kennelijk niet weten wie deze pittige jongedame is. Wie weet, misschien kan ze wel meehelpen op hun queeste? Maar nee, zij dient volgens het script later pas weer in het verhaal te verschijnen dus interne logica is dan overbodige luxe.
Een andere sidekick die onderweg wordt opgepikt, te weten dief Yamcha (Joon Park), is nog wel de ergste van het stel acteurs, met zijn steenkolenengels en expressieloze, holle vertolking. Maar de meeste acteurs benaderen hun tekst alsof ze deze ergens voor de klas staan voor te lezen. Het meest geslaagd zijn (daarom) de scènes waarin niet gesproken wordt maar gemept. Of gegromd, zoals bad guy Piccolo pleegt te doen. Misschien dat acteur James Marsters hier nog iets van had kunnen maken, als hij tenminste niet zo weinig te doen had gehad. Af en toe moet hij dreigend in beeld verschijnen, en slechts aan het einde van de film kan hij echt goed in actie komen. Maar eigenlijk zorgt zijn personage voorafgaand aan dat moment nooit voor een drukkende, overheersende spanning of dramatisch gewicht. Als kijker heb je nooit echt het gevoel dat de aarde in gevaar is.
Enkele scènes zijn nog wel de moeite waard, en ironisch genoeg zijn dit vaak scènes die niet te maken hebben met het Dragonball-universum, met uitzondering wellicht van een momentje waarop Goku zijn krachten meet met Piccolo aan het einde van de film. Nee, de leukste scène is misschien wel een kitscherig moment waarop Goku in de klas zit en wegdroomt terwijl hij naar klasgenootje Chi Chi kijkt. Alles om haar heen verdwijnt, en plotseling zit ze op een mooi strand. Slow motion zet in, net als cheesy melodramatische muziek, en ze draait zich richting Goku terwijl ze verleidelijk in een grote aardbei bijt. Dan stelt de leraar hem plotseling een vraag en is hij weer terug in de klas, en met beide benen op de aarde. Het is geen bijster origineel moment, maar wel effectief. Verder is het altijd leuk om iemand met verborgen krachten het (bijna) tegen de pestkoppen van de school te zien opnemen, omdat juist de kijker iets weet wat zij niet weten. Net zoals het bij de Hulk niet slim is om hem kwaad te maken, of om Mr. Miyagi uit ‘The Karate Kid’ – waar deze film soms op lijkt – aan te vallen, omdat hij misschien wel oud is, maar flinke klappen kan uitdelen. Dus uiteraard laat Goku zijn arrogante schoolmaatjes even flink op hun neus kijken.
Tenslotte is het gehalte aan bevallige martial arts-dames – met strakke pakjes en diep decolleté – hoog, dus liefhebbers van vrouwelijk schoon zijn ook aardig bedeeld. Maar de kans is groot, dat de leeftijd van de toeschouwers met dergelijke interesses al weer veel te hoog is om maar van enig aspect van de rest van de film te kunnen genieten. Daarom blijft eigenlijk de conclusie voor praktisch de gehele filmkijkende wereldbevolking: laat deze film links liggen.
Bart Rietvink
Waardering: 1
Bioscooprelease: 9 april 2009