Duplicity (2009)
Regie: Tony Gilroy | 125 minuten | actie, thriller, romantiek, misdaad | Acteurs: Clive Owen, Julia Roberts, Tom Wilkinson, Paul Giamatti, Dan Daily, Lisa Roberts Gillan, David Shumbris, Rick Worthy, Oleg Shtefanko, Denis O’Hare, Kathleen Chalfant, Khan Baykal, Thomas McCarthy, Wayne Duvall, Fabrizio Brienza, Carrie Preston
Film is een illusie. In zijn essentie. Doordat er 24 statische beelden snel na elkaar worden afgespeeld, krijgt de kijker de indruk dat er beweging plaatsvindt. Met montage, algemeen gezien als het unieke, onderscheidende aspect van cinema worden er moeiteloos sprongen gemaakt in tijd en plaats die de toeschouwer als vanzelfsprekend in de gewenste context plaatst. Door de blik van de kijker te leiden met camerastandpunten en opeenvolgingen van beelden worden emoties en feitelijke constateringen over plot en personage uitgelokt. ‘Duplicity’, Tony Gilroys hippe spionagethriller, lijkt in dit opzicht geschapen te zijn voor het filmmedium. Het verhaal draait namelijk om de verwikkelingen van twee geslepen dubbelspionnen die met elkaar een relatie proberen te onderhouden terwijl ze altijd een dubbele agenda lijken te hebben en voortdurend de ander aan het doorgronden zijn. Hun hele levens draaien om het creëren en in stand houden van illusies. Zolang de partner of het zakelijke contactpersoon maar het ene denkt of ziet, doet de spion snel het andere, net als de hoofdpersonen in de zwendelfilm ‘The Grifters’ of de goochelaars in ‘The Illusionist’ en ‘The Prestige’. En de film zelf doet precies hetzelfde. Via flashbacks en ingewikkeld overkomende plotwendingen en dubbele bodems is het de bedoeling dat de kijker het spoort bijster raakt, om vervolgens aan het einde van de rit overvallen te worden door een “aha”-gevoel en, zo hoopt de filmmaker, de behoefte tot een (inwendig) applaus voor de slimme illusies van de film. En dit gebeurt wel degelijk. Voor een moment in ieder geval. Al snel zal de kijker zich echter ook afvragen wat er nu uiteindelijk onder de oppervlakte zat. Is die konijn die uit de hoge hoed is gekomen nu werkelijk zo bijzonder, of is de kijker vooral verleid met smoke and mirrors? Met een lege huls of dode mus? En, zo ja, is dit belangrijk?
Het zijn vragen waarop misschien geen makkelijk antwoord is. Wat wel met redelijk veel zekerheid is te zeggen, is dat de gemiddelde kijker zich prima zal vermaken met al het gekonkel en de verbale sparringsessies van de twee hoofdrolspelers, Clive Owen en Julia Roberts, die een leuke chemie hebben samen, en hun personages, die echt intellectueel aan elkaar gewaagd lijken te zijn, goed weten te verkopen, ondanks de soms wat gekunstelde dialogen. Na een originele en grappige titelsequentie, die op een letterlijke manier toont wat er in de rest van de film gaande is, namelijk een gevecht tussen rivaliserende managers Paul Giamatti en Tom Wilkinson. In deze scène vliegen ze elkaar aan in extreme slow motion, compleet met vreemde houdgrepen, verwrongen uitdrukkingen, en wangen die traag meebewegen alsof het tweetal in een windtunnel staat. Het artistieke gehalte van de rest van de film – die, ondanks alle twists (of misschien wel juist hierdoor), vrij conventioneel – is haalt het niet bij de interessante vorm van deze scène, maar hij geeft wel een mooie samenvatting van wat gaat volgen. Richard Tarsik (Giamatti) en Howard Tully (Wilkinson) zijn bazen die elkaar van de troon proberen te stoten in de levensmiddelenindustrie en hiertoe erg ver willen gaan, onder meer door middel van bedrijfsspionage. Op deze manier zijn Claire (Julia Roberts) en Ray (Clive Owen) bij deze strijd betrokken en ze krijgen het erg moeilijk wanneer ze naast hun zakelijke opdrachten ook een relatie in stand proberen te houden. Een geval van belangenverstrengeling.
Het is amusant om te zien hoe Claire en Ray elkaar continu proberen te overtroeven maar ook duidelijk geïnteresseerd zijn in elkaar. Dat ze elkaar niet kunnen vertrouwen is natuurlijk een probleem, maar het feit dat ze dit allebei van elkaar weten, schept ook een band. Daarnaast is dit schaakspel ook een soort voorspel voor ze. Het is alsof twee goochelaars een wedstrijdje met elkaar houden. De een zaagt een vrouw doormidden, en de ander laat er een verdwijnen. Vervolgens kicken ze bijna op elkaars vakmanschap en duiken het bed in met elkaar.
De film is wat aan de lange kant wanneer je bedenkt dat de personages uiteindelijk vrij vlak blijven en dat datgene waarvoor al die tijd gestreden is, voor een redelijke anticlimax zorgt. Maar de acteurs maken een hoop goed. Vooral de coolheid waarmee Clive Owen zich presenteert is vermakelijk, met als uitschieter de scènes waarin hij Barbara Bofferd (Carrie Preston), een vrouw wiens toegangscode hij dient te bemachtigen, om zijn vinger weet te winden. Of liever gezegd, de scène waarin zij door een chagrijnige Claire wordt ondervraagd en, ondanks de wetenschap dat hij haar belazerd heeft, met tranen van geluk te kennen geeft dat de geweldige seks het ’t allemaal waard maakte. Tony Gilroy, die eerder de Bourne-films neerpende en ‘Michael Clayton’ regisseerde, heeft duidelijk gevoel voor dit soort materiaal. De vorm van de film – het heen-en-weer springen in de tijd, de ritmische, jazzy soundtrack van James Newton Howard, de meervoudige splitscreens – geeft de film een aantrekkelijk ‘Ocean’s 13′-achtig sausje, die soms echter iets te erg de aandacht op zichzelf vestigt. Maar ook al komt de film soms lichtelijk pretentieus en is de eindbestemming niet zo substantieel of verhelderend als gewenst, de reis ernaartoe is zonder meer de moeite waard. De acteurs – zowel Owen en Roberts, als Giamatti en Wilkinson – lijken zich echt te vermaken in hun interessant vormgegeven rollen, en dat straalt over op de kijker. Ook al weet iedereen in het publiek dat de goochelaar ze voor de gek houdt, het is erg leuk om de illusie te beleven en de truc uit te pluizen. Welkom in de wondere wereld van dubbelspionage.
Bart Rietvink
Waardering: 3.5
Bioscooprelease: 28 mei 2009