En de zee was niet meer (1955)

Regie: Bert Haanstra | 24 minuten | documentaire

De weinige kritiek die Haanstra kreeg op zijn werk, richtte zich meestal op de vermeende knulligheid en kneuterigheid van zijn verhalen. En meestal betreft dit vooral een kracht van zijn werk in plaats van een negatief punt. De oncynische blik van Haanstra en de simpele waarden en gedragingen van zijn personages bezorgen de verhalen juist een aantrekkelijke charme. In ‘En de zee was niet meer’ is de gangbare kritiek echter wel op zijn plaats. Juist omdat de gezelligheid en knulligheid wordt uitgemolken voor optimaal (melo)dramatisch effect en er buiten deze eigenschappen nauwelijks noemenswaardige inhoud aanwezig is.

Zeker driekwart van het korte filmpje wordt besteed aan het laten kennismaken van de kijker met Oudhollandse steden en tradities. Shots van Zuiderzee-steden als Enkhuizen, Edam, Spakenburg, Hoorn, Urk, en Hindelopen komen langs. En in die steden ziet de kijker folklore, verschillende klederdrachten, en allerhande gezellige en nostalgische situaties. Kindertjes op klompen halen kattenkwaad uit, waarna de agent zegt: “jongens spelen altijd met vuur”. Een verliefd stelletje, ook op klompen, is aan het zoenen en loopt langzaam van de kijker weg, als de cowboy die richting zonsondergang loopt.

Haanstra zou Haanstra niet zijn als hij niet voor wat mooie of poëtische beelden zou zorgen. Een prachtige vloot botters; wapperende was aan de lijn, waarbij geen knijpers nodig zijn omdat de kledingstukken tussen het gedraaide touw worden geklemd; palingvissers die hun vangst binnen halen en de palingen afzonderlijk met hetzelfde maatbakje meten. Ook het moment dat al deze mensen van de oude stempel geconfronteerd worden – in de montage in ieder geval – met de graafmachines en de oprukkende dijken heeft wel filmische waarde. De ritmische montage met draaiende hoofden en het vallende zand uit de gravers is best interessant.

Echter, het melodramatische doel dat met dit contrast gediend is, gaat enigszins op de zenuwen werken. Natuurlijk is het jammer dat oude gebruiken of banen verloren gaan door modernisering en dijkenbouw, maar om nu alle die folklore zo op te hemelen en ieder verjaardagsfeestje en jolig kinderdansje tot iets paradijselijks te verheffen, gaat wat ver. En het is mooi om al die interessante gelaatstrekken van al die (oude) mensen in karakteristieke klederdracht te zien, maar om ze allemaal in een minutenlange rouwtocht te laten optrekken om stil te staan bij het verloren gaan van hun levensstijl is wat te veel van het goede.

Wanneer eindelijk de dijken verschijnen lijkt het ergens over te gaan, maar het onderwerp is overduidelijk het leven van vóór de dijkenbouw. En ook al heeft dit leven zeker zo zijn charme, maar de film was gebaat geweest bij iets meer contrast tussen de oude en nieuwe situatie, of wat minder emotionele retoriek in Haanstra’s registratie. Dat had de film inhoudelijk een sterkere basis kunnen geven. Nu wekt de film milde nostalgie op en heeft een aantal mooie beelden te bieden, maar is als geheel helaas niet voldoende bevredigend.

Bart Rietvink