En op ’n goede dag-And Then One Day (2011)

Regie: Heddy Honigmann | 30 minuten | korte film | Acteurs: Maryam Hassouni, Nasrdin Dchar, Johanna ter Steege

Dat zelfs een meer dan gearriveerde filmmaakster als Heddy Honigmann (‘El Olvido’, ‘O amor natural’) het in Nederland moet hebben van crowd sourcing om haar film te financieren, zegt veel over het Nederlandse filmklimaat maar gelukkig weinig over de kwaliteit van de productie. Wel past deze open manier van financieren bij het thema van de film: in een maatschappij en tijdsgeest waarin mensen tegenover elkaar worden gezet en nog maar weinig kunnen verwachten van de staat, is solidariteit de enige oplossing. Dat is een mooie boodschap in deze onzekere tijden, en de eenvoudige manier waarop Honigmann hem brengt is verhelderend en ontroerend tegelijk.

De film vangt aan met een ouderwets aandoende reeks beelden waaruit blijkt dat de hoofddoek – in welke vorm dan ook – al sinds jaar en dag gebruikt wordt door vrouwen over de hele wereld. Ook in Nederland droegen de Zaanse, Zeeuwse, Alkmaarse en Urkse vrouwen een doek, kapje of andersoortig bedekking – en niet alleen zij. Hun mannen droegen een pet of hoed als bedekking, net zoals ook militairen, leden van het koningshuis, carnavalsvierders, politieagenten, Ghanese, Surinaamse, Indiase, Bengaalse, en ten slotte Marokkaanse vrouwen hun hoofden bedekken of versieren. De ene doek is de andere niet, en juist die verscheidenheid aan hoofddoeken verbeeldt het culturele en esthetische karakter. De film opent in documentairestijl met deze dit cultuurrelativistische idee, tót er ‘op ’n goede dag’ wordt besloten een verbod op hoofddoekjes in te voeren. Vanaf dat moment begint een fictief verhaal over een jonge Marokkaanse die dit plotselinge verbod het hoofd probeert te bieden.

Met de lichtvoetige maar tegelijkertijd kritische toon roept Honigmann een paar interessante vragen op. Mag hoofdbedekking eigenlijk alleen als het vrolijk en onschuldig is? En geldt dat misschien voor alles wat niet Nederlands of modern is? Zolang het gezellig en onschuldig blijft, dan mag het in Nederland een plek krijgen. Dus wel de Turkse bakker maar niet de Poolse schilder? Wel de Surinaamse toko maar niet de Roemeense accordeonist? Kan een ‘allochtoons’ verschijnsel alleen zijn bestaansrecht verdienen, als ‘wij’ er iets aan hebben? Het is uiteindelijk vooral onze associatie met duistere Islamitische groeperingen die het imago van de hoofddoekjes heeft bezoedeld.

Het fictieve deel van de film, waarin de jonge Alia probeert een weg te vinden in het hoofddoekverbod zonder haar eigen identiteit te verliezen, is goed bedacht en brengt een wetmatigheid naar een concrete situatie. Helaas doen sommige dialogen wel heel geforceerd aan, vooral die met een klunzige collega van Alia, die haar steeds om hulp vraagt.  Maryam Hassouni zet de rol van Alia goed neer, luchtig en gewichtig tegelijkertijd, zoals zij dat kan. Nasrdin Dchar hangt de liberale moslim uit, lijkt eigenlijk zichzelf neer te zetten – of tenminste, het beeld dat hij in de Nederlandse media heeft vergaard – een moslim waar ook Nederlanders iets aan hebben.

Ondanks de licht afnemende geloofwaardigheid is de uiteindelijke plot onverwacht grappig. De ontroering slaat ontegenzeggelijk toe, en daarmee heeft de film zijn doel bereikt.

Ruby Sanders