Every Stewardess Goes to Heaven – Todas las azafatas van al cielo (2001)
Regie: Daniel Burman | 98 minuten | drama, romantiek | Acteurs: Alfredo Casero, Ingrid Rubio, Norma Aleandro, Valentina Bassi, Emilio Disi, Verónica Llinás, Kayne Di Pilato, Norma Aleandro, Rodolfo Samsó, Daniel Hendler, Catalina Rautenberg, Nazareno Casero
Laat je door de “bubbelige” titel niet afschrikken. Dit is geen flauwe, leeghoofdige komedie in de trant van het Gwyneth Paltrow-vehikel ‘View From the Top’. Het draait hier niet om het exploiteren van stewardessen-clichés met als hoofddoel om zoveel mogelijk beelden te laten zien van mooie vrouwen in spannende pakjes. Nee, ‘Every Stewardess Goes to Heaven’ kan zowaar ingedeeld worden in het “filmhuis”-genre. De film is bovenal een drama, met een magisch realistische ondertoon en een vleugje relativerende (zwarte) humor. Hoewel dit niet meteen betekent dat de film in zijn soort meteen een stuk succesvoller is dan zijn onvolwassen tegenhanger, zijn de doelgroep en verwachtingen in ieder geval verschillend.
“Every Stewardess” wil de kijker laten nadenken over zware thema’s als (de waarde van) het leven en de dood; naast natuurlijk de allesoverheersende kracht van de liefde. En puur afgaand op de beelden en het acteerwerk, lijkt dit aardig te lukken. Immers, één blik op het droeve, in gedachten weggezonken gezicht van Ingrid Rubio is genoeg om diepte in haar personage te zien. En ook de vele betekenisvolle shots van sneeuwvlaktes, de zee, en in slow-motion voorbijkomend verkeer, geeft de film een sterke, contemplatieve sfeer. Het valt daarom te betreuren dat het script wat achterblijft bij deze stimulerende beelden. De rouwende Julián en de naar binnen gekeerde Teresa met relatieproblemen zouden de kijker bij de kladden moeten grijpen, maar eigenlijk komt de toeschouwer bar weinig te weten over hun personages. “Wat schuilt er achter dat grimas?”, vraagt Julián zich in het begin van de film af, terwijl hij als passagier Teresa de vluchtinstructies ziet uitbeelden in het vliegtuig. Maar anders dan de voorspelbare ontdekking dat ze een gewone vrouw als iedere andere is, met échte, “aardse” problemen, komt er niet bijster veel aan de oppervlakte. En dat beide hoofdpersonages behoefte hebben aan liefde, valt ook te verwachten.
Gelukkig dat de dromerige beelden, het prettig voortkabbelende tempo van de film, en de meditatieve, Philip Glass-achtige muziek van Víctor Reyes een hoop goed maken. Ook is de verzameling personages en situaties in de film best apart; er zijn toch weinig films waarin een depressieve oogarts aan een stewardess met een identiteitscrisis gekoppeld worden. Daarnaast zorgen de seinman (Emilio Disi) met zijn brutale dochter voor wat lucht in de film. Julián ontmoet het meisje voor het eerst in het vliegtuig, waar ze naast hem zit en van alles van hem wil weten. In de loop van de film zal hij haar steeds weer tegen het lijf lopen. Haar vader is seinman en steelt iedere keer een klein onderdeel van een vliegtuig om dat vervolgens in zijn zelfgebouwde vliegtuig te kunnen stoppen. Enerzijds doet hij dit om met zijn dochter over de Noordpool en andere spannende plekken te kunnen vliegen met zijn apart vormgegeven toestel, en anderzijds om te bewijzen dat “het systeem kwetsbaar is”. Het voegt een leuk, fantasievol element aan de film toe, dat de serieuze toon van de film doorbreekt.
Ook de af en toe voorkomende momenten van zwarte humor zijn welkom. De manier waarop er met de suïcidale neigingen van Julián wordt omgegaan, doet vermoeden dat de film zich minder serieus neemt dan je zou denken op basis van de soms pretentieuze voice-over. Wanneer Teresa bezorgd aan een vriendin verklaart dat Julián zich waarschijnlijk van kant gaat maken, met als toevoeging: “dat doet ‘ie altijd”, kan de kijker, ondanks de schrijnende omstandigheden, een lachje toch niet onderdrukken.
Ook is het een verademing om Teresa in de film te zien lachen en helemaal “los” te zien gaan tijdens de verkiezing van de “koningin van het Zuiden” onder de stewardessen. Eindelijk kan Teresa alles van zich af dansen op het podium in een semi-striptease act die zowel aan het type verwachtingen voldoet dat je op basis van de filmposter en –titel zou hebben, als een belangrijke ontlading biedt voor het personage van Teresa. Kortom, het is vermakelijk én functioneel; parodiërend en oprecht. De film als geheel glijdt helaas wat vaak af naar de serieuze (lees: pretentieuze) kant, maar Ingrid Rubio weet gelukkig de verschillende kanten van haar personage voldoende te verkopen om de toeschouwer in Teresa geïnteresseerd te houden. Een hemelse ervaring wordt de film hierdoor niet, maar er is genoeg boeiends aanwezig om het geheel in de lucht te houden.
Bart Rietvink
Waardering: 3
Bioscooprelease: 5 september 2002