F for Fake (1973)

Recensie F for Fake CinemagazineRegie: Orson Welles, Gary Graver, Oja Kodar, François Reichenbach | 89 minuten | documentaire

‘Ik begon aan de top en heb me sindsdien een weg naar beneden gewerkt’, bekent Orson Welles in de loop van ‘F for Fake’ (1973), de laatste film die hij zelf afrondde (de supervisie over zijn allerlaatste film, ‘The Other Side of the Wind’, werd na Welles’ dood in 1985 overgenomen door goede vriend Peter Bogdanovich, maar het zou nog tot 2018 duren voor de film daadwerkelijk werd uitgebracht). Daarmee slaat Welles de spijker op de kop. Hij maakte in eerste instantie naam als wonderkind, die op zijn 23e met het hoorspel ‘War of the Worlds’ (1938) naam voor zichzelf maakte en amper drie jaar later filmhistorie schreef met het legendarische ‘Citizen Kane’ (1941), een film die nog altijd hoog scoort in lijstjes met beste films allertijden. Natuurlijk bracht hij daarna ook nog andere goede tot zeer goede films uit, zoals ‘The Magnificent Ambersons’ (1942), ‘The Lady from Shanghai’ (1947) en vooral ‘Touch of Evil’ (1958), maar zijn artistieke hoogtepunt had hij in feite al gehad. Zijn leven lang heeft Welles moeten vechten voor artistieke vrijheid, wat hij met name deed door zijn eigen films te financieren met geld dat hij verdiende als acteur in films van andere regisseurs, zoals Carol Reeds ‘The Third Man’ (1949).

De laatste film die hij maakte is een documentaire over bedrog, fraude en illusie. Of nou ja, de term filmisch essay is hier meer op zijn plaats. Want ‘F for Fake’ is een mockumentary avant la lettre. Een bespiegeling over kunst. Een woord dat twee betekenissen heeft – die van beeldende creativiteit, maar ook die van artificialiteit, namaak en kunstmatigheid – en Welles balanceert hier knap op de scheidslijn tussen die twee betekenissen. De film was in eerste instantie bedoeld als documentaire over meestervervalser Elmyr de Hory van regisseur François Reichenbach, die Welles vroeg om de montage te doen. Die vond het verhaal van De Hory’s biograaf Clifford Irving, die door Reichenbach geraadpleegd was, minstens zo interessant. Zeker nadat gedurende het productieproces naar buiten was gekomen dat Irving zelf ook een fraudeur was, die een autobiografie over zakenman en filmproducent Howard Hughes had geschreven terwijl Hughes van niets wist. In ‘F for Fake’ weeft Welles de verhalen van De Hory en Irving samen met archiefbeelden, home-video’s, goocheltrucs en fake news samen tot een meanderende overpeinzing van auteurschap en authenticiteit.

Daarnaast wordt ook de waarde van kunst vanuit diverse invalshoeken beschouwd. Want wat is er eigenlijk echt en wat niet in de kunstwereld? En het feit dat Irving in zijn biografie over De Hory beschrijft hoe de kunstenaar de boel al jaren bedonderd, is dat niet tegelijkertijd een erkenning van diens werk? Door verhaallijnen van De Hory, Irving, Reichenbach, Welles zelf, Howard Hughes en van Welles’ minnares in die tijd Oja Kodar door elkaar te husselen en te spelen met wat feiten zijn en wat verzonnen is, probeert de filmmaker zijn publiek bij wijze van experiment enerzijds op het verkeerde been te zetten en anderzijds te laten nadenken over feit en fictie. In de film zitten dan ook scènes die op waarheid gestoeld zijn, maar ook scènes die Welles compleet uit zijn duim gezogen heeft. De filmmaker zet enerzijds bedriegers en vervalsingen op een voetstuk – hij bekijkt ze met oprechte bewondering – maar stort er met evenzoveel speels gemak een lading kritiek over uit. Waarheid of niet, als kijker hang je aan de lippen van de meesterverteller met die fantastische stem; deze man kon zelfs een boodschappenlijstje nog meeslepend opdreunen.

Enige vorm van zelfkritiek schuwt Welles daarbij overigens niet. Want zijn filmmakers niet stiekem ook een soort magiërs, die trucjes uit hun hoge hoed toveren? Hoewel je het laatste kunststukje in de apotheose van ‘F for Fake’ waarschijnlijk wel ziet aankomen en de truc daardoor te doorzichtig is, is deze laatste van Welles een, zij het enigszins gekunstelde maar fascinerende bespiegeling van de dubbelhartigheid van kunst in het algemeen en film in het bijzonder.

Patricia Smagge

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 25 maart 1976
Bioscooprelease: 19 september 2024 (re-release, 4K restauratie)