Faust – Faust – Eine deutsche Volkssage (1926)

Regie: Friedrich Wilhelm Murnau | 106 minuten | drama, fantasie | Acteurs: Gosta Ekman, Emil Jannings, Camilla Horn, Frida Richard, William Dieterle, Yvette Guilbert, Eric Barclay, Hanna Ralph, Werner Fuetterer

De naam Faust, die de hoofdpersoon vormt in het mythologische volksverhaal dat door Johann Wolfgang Goethe tot een coherent en indrukwekkend boek is verwerkt, roept meteen ontzag op. Net als werken als ‘Oorlog en Vrede’ of ‘Hamlet’. Het verhaal en zijn hoofdpersoon zijn iconisch. Als er dan ook nog een expressionistische filmkunstenaar als Friedrich Wilhelm Murnau zich met dit duistere en klassieke verhaal gaat bezighouden, dan moet er wel iets heel bijzonders uit voortkomen. Tegelijkertijd zijn bewerkingen van dit soort grote verhalen altijd een riskante onderneming vanwege cynici en puristen die elke verandering of aanpassing al bijna bij voorbaat afkeuren. En hoewel deze liefhebbers van het oorspronkelijke werk op enkele punten terecht kritiek (kunnen) hebben op de aanpak van Murnau, zorgt de koppeling van de visuele creativiteit van de filmmaker aan het intrigerende verhaal vooral voor heel veel filmmagie.

‘Faust’ was Murnaus laatste Duitse film, waarna hij naar Amerika zou verhuizen en het prachtige en prijswinnende melodrama ‘Sunrise’ zou maken. Een film waarin hij op zowel emotioneel als visueel vlak flink uitpakte, en een effectieve onheilspellende sfeer wist te scheppen en zich bediende van interessante “dissolves” (“overvloeiers”) en innovatieve shots. ‘Faust’ is in dit opzicht niet minder indrukwekkend. Murnau gebruikt het gehele scherm om zijn visie kracht bij te zetten, met behulp van prachtige decors, “special effects”, en clairobscure belichting. Het gezicht van de oude bebaarde Faust die een grote bijbel in het vuur heeft gegooid en omringd door vlammen het schouwspel aanziet; Mephisto die steeds op andere plekken nonchalant aan Faust verschijnt, als een simpele oude man, zittend aan de kant van de weg, bijvoorbeeld, met oplichtende ogen en een muts die hij afneemt wanneer Faust hem passeert; of, in het meest memorabele shot van de film: een dreigende, imposante Mephisto die met gigantische zwarte vleugels boven Fausts pittoreske dorpje uittorent en daar via zwarte rook de inwoners met de pest besmet. Het zijn onuitwisbare momenten in de film.

De eerste helft en laatste akte van de film zijn inhoudelijk gezien het meest succesvol. De context en de sentimenten onder de bevolking worden summier geschetst, maar de belangrijkste elementen zijn aanwezig. Het memento mori en het carpe diem komen tot botsing wanneer de pest zijn intrede doet in het dorpje. “De dood zal de Goddelozen vermorzelen! Geloof en je zult leven” roept een predikant de menigte toe. Een passerend groepje feestgangers denkt er echter anders over: “We weten niet wanneer Hij ons komt halen, dus genieten we van elk moment!”. Alchemist en professor Faust wil dolgraag de zieke mensen helpen, maar blijkt machteloos en raakt teleurgesteld in God. “Waarom zou een goede God dit toestaan?”. De Duivel belooft meer daadkracht te hebben, en dus sluit Faust een pact met hem, aanvankelijk slechts voor één dag, puur en alleen om de mensen te helpen. Maar hier blijft het natuurlijk niet bij…

De morele dilemma’s van Faust en de onweerstaanbare verleidingen die de Duivel hem biedt, komen goed naar voren, maar de figuur van de Duivel zelf, is helaas niet altijd even krachtig of intimiderend, onder meer door sommige inhoudelijke vrijheden waarmee Murnau zich bedient. De Duivel zelf hoeft niet letterlijk een enge of ontzagwekkende verschijning te hebben. Sterker nog, het is beter als hij een wolf in schaapskleren is, “onschuldig” overkomt, om zo moeiteloos zijn “slachtoffers” te manipuleren. Eenzelfde soort benadering is in feite in ‘The Witches of Eastwick’ gebruikt, waarin een lompe, wat jolige Jack Nicholson de Duivel speelde die heksen Michelle Pfeiffer, Cher, en Susan Sarandon in zijn web moest zien te krijgen. In Murnaus ‘Faust’ speelt Emil Jannings (geweldig als suppoost in Murnaus ‘The Last Laugh’) ook een wat jolige, gekke bekkentrekkende Duivel, maar dit werkt soms afleidend en blijkt ook niet echt een strategische keuze te zijn gezien zijn eigen semi-romantische kapriolen met de tante van de minnares van de jonge Faust. Deze laatste verwikkelingen zijn onnodig en doen enigszins afbreuk aan de machtsstatus van de Duivel. Je hebt als kijker soms meer de indruk dat je naar Paul de Leeuw of Tommy Cooper zit te kijken dan naar de Prins der Duisternis

Maar het eindigt allemaal in prachtig, tragisch crescendo, waarin Gretchen (Camilla Horn) na aan de schandpaal te zijn genageld door haar transgressie met Faust, volslagen verloren en gedeprimeerd rond moet zwerven met haar pasgeboren kind, voor wie ze geen onderdak kan vinden in de ijskoude winter. Tenslotte wordt ze zelfs op de brandstapel gegooid, op welk punt Faust zijn fouten inziet. De Duivel blijkt uiteindelijk niet op te kunnen tegen de kracht van de liefde, maar het is een schrale troost voor Faust en zijn Gretchen, die gedoemd zijn samen in vlammen op te gaan.

Murnaus ‘Faust’ is grotendeels een succes. De film is visueel gezien een kunststukje, is inhoudelijk intrigerend, heeft goed acteerwerk (indrukwekkend is het bijvoorbeeld, hoezeer Ekman zowel als oude en jonge Faust overtuigt) en bevat een redelijk vlot tempo. De karakterisering van de Duivel had soms wat minder slapstick-achtig kunnen zijn, en ook sommige conclusies of plotpunten verlopen wat eenvoudig (wanneer een man bijvoorbeeld ziet dat Faust niet bij een kruis in de buurt wil komen dat een patiënt vastheeft die hij moet genezen, is zijn conclusie meteen dat hij een pact met de duivel heeft gesloten, alsof dit de normaalste zaak van de wereld is, en regelmatig plaatsvindt). Maar het eindresultaat is absoluut de moeite waard. Naast ‘Nosferatu’ is ‘Faust’ het tweede expressionistische hoogstandje van vakman Murnau.

Bart Rietvink