Fauteuils d’orchestre (2006)

Regie: Danièle Thompson | 100 minuten | drama, komedie, romantiek | Acteurs: Cécile De France, Valérie Lemercier, Albert Dupontel, Laura Morante, Claude Brasseur, Christopher Thompson, Dani, Annelise Hesme, François Rollin, Sydney Pollack, Daniel Benoin, Françoise Lépine, Guillaume Gallienne, Christian Hecq, Julia Molkhou, Marc Rioufol

‘Fauteuils d’orchestre’ heeft het voorkomen van een onbeduidende klucht, maar dit blijkt op beide fronten een onjuiste typering te zijn. Om te beginnen is het geen echte klucht te noemen, aangezien een realistische sfeerzetting de boventoon voert en er betrekkelijk weinig absurde, over-de-top scènes in de film voorkomen. Vervolgens is de film niet onbeduidend, omdat er interessante thema’s en relaties uitgediept worden. Het blijft weliswaar een luchtige, ietwat gekunstelde ensemblefilm, maar de personages zijn boeiend genoeg en het sfeertje voldoende aantrekkelijk om van ‘Fauteuils d’orchestre’ een sprankelende film te maken.

Deze Franse “dramedie” heeft de inmiddels welbekende structuur waarin verschillende onafhankelijke verhalen aanvankelijk apart van elkaar verteld worden en vervolgens met elkaar in contact komen of door elkaar heen gaan lopen. Robert Altman deed het in ‘Short Cuts’, P.T. Anderson in ‘Magnolia’, en Alejandro González Iñárritu in ‘Babel’. Maar misschien is een film als ‘Love Actually’ een betere zielsverwant. We hebben hier immers niet te maken met hoogwaardig drama of ambitieuze maatschappijkritiek, maar met een collectie verhalen over de liefde en het leven overgoten met een vrolijk sausje.

De interessantste verhalen zijn waarschijnlijk die over pianist Jean-François Lefort (Albert Dupontel), die op een belangrijk spiritueel keerpunt in zijn leven is gekomen, en die over de ontwrichte relatie tussen kunstliefhebber Jacques Grumberg (Claude Brasseur) en zijn zoon Fred (Christopher Thompson). Jean-François wil het liefste met zijn muziek in contact komen en deze naar de mensen communiceren zonder alle opgedirkte poespas eromheen. Het stijve concertcircuit wil hij achter zich laten en liever in ziekenhuizen en buurthuizen spelen voor eenieder die maar van zijn muziek wil genieten. In een interview met een Japanse journaliste – die niets van zijn ontboezemingen wil weten – geeft hij een mooie analogie om uit te leggen wat hij voelt. Hij gelooft in God maar is van mening dat godsdienst eigenlijk de grootste barrière is tussen God en de mensen. Op dezelfde manier zijn, volgens hem, klassieke concerten de grootste versperring tussen muziek en de mensen. Hij wil muziek weer direct naar de mensen brengen. Naar alle mensen. Daarom wil hij stoppen met zijn concertcarrière. Het is alleen de vraag of zijn vrouw Valentine (Laura Morante) – die nauw bij zijn contracten is betrokken en al boekingen voor de komende zes jaar heeft geregeld – zijn beslissing zal begrijpen.

Kunstverzamelaar Jacques Grumberg heeft een moeilijke relatie met zijn zoon Fred, die zijn levensstijl bekritiseert en hem zijn geluk niet lijkt te gunnen. Een grote rol hierin speelt Jacques’ relatie met de mooie en veel jongere Valérie (Annelise Hesme), met wie Fred ook ooit een kortstondige affaire heeft gehad. De momenten tussen Jacques en Fred, wanneer deze de expositieruimte van zijn vader is ingelopen, zijn mooie, subtiele acteermomenten waarin Fred eindelijk heeft besloten zijn vader in zijn waarde te laten.

Cécile de France is de lijm die alles bijeen houdt. Met haar frisse persoonlijkheid, vrolijke uitstraling en korte Jean Seberg-‘À bout de souffle’- kapsel huppelt ze als de schijnbaar naïeve Jessica tussen de verhaaltjes door en zorgt ervoor dat alles niet te zwaar op de hand wordt. Het einde is wel weer voorspelbaar harmonisch, maar toch kent de film als geheel een vrijwel perfecte modulatie tussen realisme en gekunsteldheid, en tussen dramatiek en luchtigheid.

Bart Rietvink