Fearless – Huo yuan jia (2006)

Regie: Ronny Yu | 105 minuten | actie, drama | Acteurs: Jet Li, Jon T. Benn, Collin Chou, Anthony De Longis, Masato Harada, Nathan Jones, Somrak Khamsing, Mike Leeder, Jean Claude Leuyer, Shido Nakamura, John Paisley, Hee Ching Paw, Ian Powers, Brandon Rhea, Darren Richardson, Betty Sun, Nan Sun, Bobby White, Michelle Yeoh

De keuze van Jet Li om ‘Fearless’ zijn laatste wushu-film te laten zijn, roept gemengde gevoelens op. Want, waarom moet hij de fans nu met zo’n product achterlaten? ‘Fearless’ is namelijk een lekker ouderwetse martial arts film geworden, die opwindende gevechten biedt met mooie, ongekunstelde choreografie. Het is net de film waar we op zitten te wachten temidden van alle (quasi-)diepzinnige en met digitale effecten opgepoetste vechtfilms van tegenwoordig. Dus, hoezeer we Jet Li’s keuze ook kunnen, en moeten, respecteren, deze film toont weer eens erg goed hoezeer Li op zijn plaats is in dit genre. ‘Fearless’ is juist een film die de kijker hernieuwde enthousiasme geeft over Li en het wushu-genre.

Li hoeft in ieder geval geen afscheid te nemen omdat zijn vechtkunstkwaliteiten tanende zouden zijn. Hij springt en mept nog in de rondte als de beste, of hij nu zwaarden of stokken gebruikt, of met blote handen zijn tegenstanders overmeestert. Het is een genot om naar zijn ontspannen bewegingen te kijken, die wellicht niet vernieuwend zijn of de meest spectaculaire ooit, maar desalniettemin de kijker prima in vervoering weten te brengen. Zijn eerste échte gevecht in de film, waarbij hij via een stel in hoogte oplopende houten palen een klein podium moet bereiken, waar zijn vijand op hem staat te wachten, is hier al een prima voorbeeld van. Natuurlijk wordt er af en toe gebruik gemaakt van kabels voor enkele onmogelijke sprongen, maar de grootste aantrekkingskracht komt van het handen en voetenwerk, dat soms, net als in ‘Crouching Tiger, Hidden Dragon’, bijna als een dans overkomt, alle gebroken vingers en vloeiende bloed ten spijt.

Het verhaal zelf is weinig opzienbarend en erg voorspelbaar, maar weet ook, juist door deze simpelheid, te charmeren. De basisprincipes van de Wushu die hier uiteengezet en vertegenwoordigd worden door Yuanjia – dat de vechtkunst voor innerlijke rust en zelfverwezenlijking moet dienen, en niet voor persoonlijk gewin, het uitoefenen van wraak of inboezemen van angst – worden op oprechte, en rechtlijnige wijze gecommuniceerd en zijn ook als zodanig te accepteren als je je realiseert dat het hier om een oorsprongsverhaal gaat. Het waargebeurde verhaal van Huo Yuanjia en zijn moeiteloze vechtkunst, nobele principes, en strijd voor een verenigd en gerespecteerd China zonder buitenlandse dominantie, heeft als inspiratie gediend voor vele (klassieke) vechtfilms waaronder Bruce Lee’s ‘Fist of Fury’,

De twee gezichten van het hoofdpersonage, van vóór en na zijn “verlichting”, worden goed vormgegeven door Li. De Yuanjia van het begin van de film is een onbezonnen, wildebras, die het liefst niet te diep over de dingen nadenkt. Politiek vindt hij voor intellectuelen en voortdurend laat hij potentiële leerlingen van zijn naïviteit profiteren door ze op zijn kosten samen met hem te laten drinken in de kroeg. Zijn problemen lacht hij weg en het enige dat hij wil is kampioen worden. De andere Yuanjia is er één van innerlijke bezinning en nederigheid. Hij leert zelfs een bries wind te koesteren, en, met de hulp van de boeren en vooral het blinde meisje, respect op te brengen voor zijn medemens, en vrede en rust te vinden in zichzelf. Zijn in het platteland geleerde lessen vertelt hij ook aan zijn Japanse tegenstander, wanneer hij de dag voor het grote eindgevecht met hem een kop thee drinkt. Deze is onder de indruk, en krijgt bewondering voor deze bijzondere man, waardoor hij niet langer zonder meer de bevelen van zijn baas en landgenoot van plan is op te volgen, dat wil zeggen het in een ongelijke strijd vernederen van Yuanjia. Het gevolg is een gevecht waarin de tegenstanders eens niet een pesthekel aan elkaar hebben, maar juist een ultieme waardering. Dat het toch nog een mooie show wordt, met een Japans samuraizwaard en een nunchaku-achtig wapen dat uit drie metalen buizen bestaat, geeft aan dat een meedogenloze aanpak geen vereiste is. En zelfs een gevecht dat op een dergelijke manier begint, te weten de strijd met een hilarisch grommende en proestende Amerikaanse “hulk”, eindigt in wederzijds respect. Het zou allemaal een beetje te veel van het goede zijn, ware het niet dat het bijzonder grappig is.

Als de film een probleem heeft, afgezien van wat onnodige “springende” cuts tijdens de gevechten, waarbij er een stukje wordt weggelaten uit een vloeiende beweging, dan is het de beperkte speelduur. Bekend is dat de film aanvankelijk zo’n drie kwartier langer was, en, hoewel het gissen blijft naar de preciese inhoud van die scènes, hun afwezigheid lijkt een gemis te zijn. De ontwikkelingen van plot en personages gaan toch allemaal wat haastig, en een episch verhaal als dit, dat tevens een emotioneel einde kent, vraagt toch om wat meer aandacht.

Maar, ook al had de film wat epischer kunnen aanvoelen, het blijft een solide feelgood film, die een simpel verhaal met hart en overtuiging vertelt, een goed acterende Li laat zien (de genrebeperkingen in ogenschouw nemend), en, het meest belangrijk, de kijker laat genieten van lekker ongecompliceerde en aantrekkelijke kung fu.

Bart Rietvink

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 31 augustus 2006