Fiend without a Face (1958)
Regie: Arthur Crabtree | 75 minuten | horror, thriller, science fiction | Acteurs: Marshall Thompson, Terry Kilburn, Michael Balfour, Gil Winfield, Shane Cordell, Stanley Maxted, James Dyrenforth, Kim Parker, E. Kerrigan Prescott, Kynaston Reeves, Peter Madden, Meadows White, Lala Lloyd, Roberet MacKenzie, Launce Maraschal, Shedlon Allan, Alexander Archdale, Tom Watson
Deze ‘Fiend without a Face’ komt uit de jaren 50, toen in science fiction- en horrorfilms veelvuldig de angst voor de gevolgen van dit atomaire tijdperk tot uiting kwam. Zo ook in deze film waar zaken als atoomenergie en straling tot het nodige onheil leiden.
En wel door toedoen van een goedbedoelende professor die met experimenten bezig is om zijn eigen gedachten te materialiseren (‘… to materialize thought … detach my thoughts… allowing them to work on their own…’). Met een machine gebruikt hij atoomenergie die van de militaire basis afkomstig is en het lukt hem een onzichtbaar levend wezen te scheppen, ontsproten aan zijn eigen gedachten. Het wezen ontsnapt echter uit het laboratorium van de wetenschapper en is verantwoordelijk voor de doden die in de omgeving beginnen te vallen. Het verwijdert de hersens van zijn slachtoffer en neemt daar bezit van, weet zich ook te vermeerderen en zodoende zijn het steeds slimmer wordende onzichtbare hersens met eraan verbonden ruggengraten die in de omgeving op strooptocht gaan….
Nogal vergezocht? Ook binnen de grenzen van het science fiction/horrorgenre? Misschien. Naar verluidt was het in elk geval voor regisseur Crabtree genoeg reden om, nadat hij het script had gelezen, van de set weg te lopen met de mededeling dat dit niet de film was waarvoor hij was ingehuurd. Enige dagen later keerde hij terug om er alsnog mee aan de gang te gaan. En ach, of het nu vergezocht is of niet, vreemder zaken zijn gebeurd in de filmhistorie. Belangrijker is dat Crabtree, ondanks zijn aanvankelijke bezwaren, het een en ander verdienstelijk genoeg heeft weten uit te werken.
Het begin wordt aardig opgebouwd. De introductie van de diverse karakters gebeurt geleidelijk zodat medeleven met hen wel tot stand komt, ook al komen diverse personages vrij vlak over. Wel valt al snel op dat het een en ander in het eerste en grootste deel van de film in een vrij langzaam tempo voorbijkomt, enige malen tegen het langdradige of saaie aan, er een vrij overbodig liefdesverhaaltje in de gebeurtenissen is verweven en er de nodige onlogischheden optreden. Ook blijven de confrontaties met de onzichtbare wezens evenals de slachtoffers die gemaakt worden nogal beperkt. Regisseur Crabtree heeft duidelijk gekozen voor een geleidelijke spanningsopbouw, maar het een en ander wordt te traag verteld en een wat hoger tempo en wat meer confrontaties met de boosdoeners in dit verhaal, de uit gedachten ontstane ‘mental vampires’, waren dan ook welkom geweest.
Niettemin zijn de scènes in dit eerste deel van het verhaal waarin de onzichtbare mental vampires tot de aanval overgaan verdienstelijk uitgewerkt. Qua spanning en horror zijn de scènes waarin de slachtoffers worden gemaakt goed opgebouwd. Compleet met voorwerpen die als door een onzichtbare hand bewogen worden en slachtoffers die met enge gorgelende geluiden van de wezens en onder ijselijk gegil ten onder gaan. Het gebruik van licht en donker, ook benadrukt door de zwart-wit beelden waarin deze film gemaakt is, en de onzichtbaarheid van de wezens hebben hier voordelen omdat het moment van de aanval en de hoek van waaruit het gevaar komt relatief langdurig onbekend blijft, een gegeven dat altijd helpt om een gepaste dreiging te bereiken.
In het tweede en laatste deel wordt een andere, meer expliciete aanpak gehanteerd. De inmiddels zichtbaar geworden wezens zetten een massale aanval in op de basis en daarnaast vooral op diverse personages die zich in een huis hebben gebarricadeerd. De hier voorbij komende actietaferelen vormen een duidelijk contrast met de ingehouden aanpak die het eerste deel van de film kenmerkt. De manier waarop de mental vampires, de van een soort sensoren voorziene levende hersenen met ruggengraten, zijn vormgegeven en zich verplaatsen zal wellicht voor wat opgetrokken wenkbrauwen zorgen. Ook komen de stop motion beelden waarmee dit wordt weergegeven inmiddels gedateerd over. Voor een deel maakt dit echter ook een deel uit van de charme van dit soort klassiekers, en de dreiging die er van de wezens uitgaat heeft er in elk geval niet onder te lijden. Ze zijn talrijk, zien er eng, gevaarlijk en dreigend uit, weten massaal in het gebarricadeerde huis door te dringen en zetten vanuit alle hoeken en gaten de aanval op de belegerden in. Kruipende en door de lucht springende wezens, schietpartijen, narrow escapes, slachtoffers onder bij- en hoofdpersonen en de nodige eveneens gedateerd overkomende gore zijn in een geslaagde claustrofobische sfeer het gevolg. Dit deel van de film vormt dan ook duidelijk het meest geslaagde deel en is een ruime compensatie voor de herhaaldelijke langdradigheid en lichte saaiheid die er in het eerste deel van deze film te onderkennen is.
Aardig acteerwerk van de diverse acteurs in deze film, hoewel niet bijster opvallend, ook doordat de diverse personages nogal eenzijdig overkomen. De belangrijkste personages zijn Marshall Thompson als majoor Cummings die de held in het verhaal is en van Kim Parker als Barbara Griselle met wie Cummings tussen de gebeurtenissen door de nodige amoureuze perikelen doormaakt. Daarnaast een aardig optreden van Kynaston Reeves als professor Walgate die met zijn pseudo-wetenschappelijke experimenten het onheil over het dorp en de basis heeft afgeroepen. Het bovenstaande maakt deze ‘Fiend without a Face’ al met al niet tot de beste in zijn soort, maar wel tot een aangename en niet te versmaden jaren 50 scifi/horrorfilm.
Frans Buitendijk