Finishing the Game: The Search for a New Bruce Lee (2007)

Regie: Justin Lin | 88 minuten | komedie | Acteurs: Roger Fan, Sung Kang, James Franco, McCaleb Burnett, Dustin Nguyen, Monique Curnen, Saraghina Rivas, M.C. Hammer, Mousa Kraish, Jake Sandvig, Sam Bottoms, Josh Diamond

Martial Arts films zijn behoorlijk vaak gepersifleerd. De belangrijkste stijlkenmerken zijn te ernstig kijkende helden en bandieten met nepbaarden, overdreven geluiden bij bewegingen en in Europa en Amerika slecht synchroon lopende voice-dubs. Sommige van deze persiflages zijn aardig zoals ‘Kung Pow: Enter the Fist’ uit 2002. Meestal is de persiflage onderdeel van een andere komedie, zoals in ‘Police Academy’ en vele andere titels gebeurt. Iets serieuzere pogingen het genre op de hak te nemen en tegelijkertijd het de martial arts als filmingrediënt in leven te houden komen uiteraard van Jackie Chan. De beste film uit de nieuwe lichting is ‘Kung Fu Hustle’ (2004), van de hand van Stephen Chow, een geniale film. Belangrijk detail: zowel Chan als Chow doen echt aan kung fu, dat scheelt.

Het soort satire waar ‘Finishing the Game’ aan refereert, ligt eigenlijk meer in de lijn van ‘This is Spinal Tap’ (1984) van Rob Reiner en films van komieken als Will Ferrell en Ben Stiller. Acteurs die minstens zo veel fans als tegenstanders hebben, maar die hoe dan ook, evenals de bovengenoemde acteurs/regisseurs één ding bezitten waar het bij de makers van ‘Finishing the Game’ aan schort: talent.

Vooral regie en script schieten te kort, waardoor acteurs niet uit de verf komen. Zo heb je de rol van de casting director, die berst grappig is en bij tijd en wijle doet zelfs de jonge regisseur iets dat lijkt op acteren en ja, soms ineens, valt er echt iets te lachen. Maar véél te weinig. Als er in een komedie drie grappige momenten zitten en je je de rest van de tijd afvraagt wie deze film in vredesnaam heeft gemaakt (en vooral: waarom?), is er iets goed mis.

Het grote probleem? Arrogantie. Met een onderwerp dat bijna niet mis kán gaan, een persiflage op dat oh zo gemakkelijk te persifleren genre, gaat het uiteraard helemaal mis. En het ergste is: de regisseur is Aziatisch Amerikaans en wilde met zijn film juist de achtergestelde positie van de Aziatische acteur in Amerika aan de kaak stellen. Fout! Want uitgerekend door dit addertje onder het gras wordt het naarmate de film vordert steeds erger en krijgen we juist de neiging Aziatische acteurs en (regisseurs) niet voor vol te zien.

Enige pre van de film zijn de quasi seventies televisieseries, die echt uit die tijd lijken te komen. Een mooie technisch staaltje filmerij en zeker een puntje waard. Alleen schieten de makers in script, regie en vooral onderliggende visie zo ontzettend te kort (waarom die seventies?), dat wat bloopers tijdens de aftiteling (gejat van Jackie Chan) wel laten zien dat de makers op de set een prima tijd hadden, maar niet kunnen verhullen dat ze geen benul hebben van het maken van een effectieve film. Een tweede ‘Spinal Tap’ zat er helaas niet in.

Arjen Dijkstra