Frightmare (1974)

Regie: Pete Walker | 83 minuten | horror, thriller | Acteurs: Rupert Davies, Sheila Keith, Deborah Fairfax, Paul Greenwood, Kim Butcher, Fiona Curzon, Jon Yule, Trisha Mortimer, Pamela Fairbrother, Edward Kalinski, Victor Winding, Anthony Hennessey, Noel Johnson, Michael Sharvell-Martin, Tommy Wright, Andrew Sachs, Nicholas John, Jack Dagmar, Leo Genn, Gerald Flood

Het begin van deze ‘Frightmare’ is veelzeggend, een moord die gepleegd wordt op een jongeman die door Dorothy Yates aan de hand van tarotkaarten zijn toekomst wil laten voorspellen. Nog veelzeggender zijn de woorden die we horen wanneer het echtpaar Yates door de rechtbank tot opname in een psychiatrische inrichting wordt veroordeeld ‘… be committed …mental institution… you shall remain in this mental institution until there can be no doubt whatsoever that you are fit and able to take your place in society again…’. Als geruststellend bedoelde woorden, maar vijftien jaar later blijkt het met name Dorothy die niet zo genezen is als het officieel leek. Haar stiefdochter Jackie wordt hier zich steeds meer van bewust en probeert met haar vader Edmund te helpen, maar dit leidt niet echt tot het gewenste resultaat. En wanneer Dorothy een advertentie als lezeres van tarotkaarten plaatst dient het ene potentiële slachtoffer na het ander zich al gauw aan bij het afgelegen plattelandshuis waar het echtpaar Yates hun intrek heeft genomen. Met alle veelbelovende vooruitzichten van dien.

Het een en ander wordt aanvankelijk echter wat anders vormgegeven dan wellicht verwacht zou worden. In het eerste deel van regisseur Walkers film raakt het echtpaar Yates op de achtergrond en gaat de meeste aandacht uit naar Edmunds dochter Jackie en haar halfzus Debbie en alle perikelen die ze meemaken. Onderlinge ruzies, Debbies rebelse gedrag, een knokpartij, speurwerk van de politie, wat psychiatrische bemoeienissen van Jackies vriend Graham… het neemt wel wat tijd in beslag en doet ook een beroep op het geduld van de kijker. Wel blijkt naderhand het een en ander zijn functie te hebben ter onderbouwing van diverse latere ontwikkelingen, maar een wat sneller tempo en meer ter zake doende gebeurtenissen hadden in het eerste deel duidelijk geen kwaad gekund.

Maar na verloop van tijd wordt het meer dan gecompenseerd wanneer het verhaal zich concentreert op de misdadige praktijken van Edmund en vooral Dorothy Yates en de gevolgen daarvan. In ontwikkelingen waarin Dorothy’s moordzuchtig gedrag door steeds minder remmingen wordt beperkt en deze en gene op het spoor begint te komen van Dorothy’s achtergrond en wandaden. De sfeer wordt gestaag duister. Een sfeer ook waarbinnen sprake is van een geslaagde spanningsopbouw wanneer het overduidelijk op de achtergrond hangend onheil voor diverse personages onmiskenbaar steeds dichter en onafwendbaar naderbij komt en geleidelijk blijkt dat het niet enkel Dorothy’s moordzuchtig gedrag is dat gevreesd dient te worden.

Het zijn echter wel met name Dorothy’s onberekenbaarheid en willekeur die de aandacht vasthouden, ook door haar onverwachte stemmingswisselingen. Het ene moment is ze vol begrip en geruststellend tegenover haar bezoekers maar het volgende moment slaat ze om naar sarcastisch en vijandig gedrag tot regelrechte moordlust aan toe. Het zorgt voor wat onverwachte plotwendingen waarin Dorothy’s handelingen, in het overigens uitermate sfeerverhogend afgelegen en duister plattelandshuis, voor de nodige verrassingen zorgt en slachtoffers tot gevolg heeft. Zonder al te veel expliciet bloedvergieten overigens, tenminste wat ervan in beeld gebracht wordt. Dorothy maakt weliswaar voortvarend gebruik van onder meer een hooivork en een kachelpook bij het maken van haar slachtoffers, maar haar bloederig handwerk bestaat vooral uit suggestie, overeenkomstig de ietwat ingehouden aanpak die deze productie kenmerkt. Wellicht wat te betreuren voor de liefhebbers van het meer expliciet in beeld gebracht materiaal, maar de door Dorothy gepleegd moorden komen niettemin gruwelijk genoeg over. Vooral ook door het wellustig sadisme waaraan Dorothy zich met de meest maniakale gezichtsuitdrukkingen tijdens de door haar gepleegde wandaden overgeeft.

Voorwaarde voor Dorothy’s overtuigend gedrag is het goede spel van blikvangster Sheila Keith als de moordzuchtige, meedogenloze en kannibalistisch aangelegde Dorothy Yates. Keith weet haar overtuigend neer te zetten in alle facetten van haar gedrag, zowel in haar rustige momenten als in al haar moordzucht. Eveneens overtuigend werk van Rupert Davies als de uitgebluste en ruggengraatloze Edmund Yates, die ten koste van alles de wandaden van zijn vrouw verdoezelt en weinig tot niets tegen haar kan of wil inbrengen. Aardig werk daarnaast van Deborah Fairfax als de goed bedoelende en al te overbelaste heldin Jackie die langzaam steeds meer tegen haar vader en stiefmoeder in opstand komt en dito werk van Paul Greenwood als Jackies psychiatrisch aangelegde en iets te bemoeizuchtige vriend Graham. Daarnaast knap werk van een jeugdige Kim Butcher, die zowel de rebelse als van haar grootmoeder geërfde sadistische en kannibalistische trekjes goed weet neer te zetten.

Verdere minpunten aan Walkers film zijn wel dat er wat niet al te interessante bijfiguren voorbijkomen die een ook niet al te duidelijke functie in het verhaal hebben. Verder is er, naast het te langzame eerste deel, een zekere langdradigheid ook in een later stadium te onderkennen en wordt er af en toe te veel gepraat. Niettemin is deze ‘Frightmare’, hoewel niet de beste in zijn soort ooit gemaakt, een al met al onderhoudend Brits horrorwerkje. Ook weer niet al te zenuwslopend, maar voor de liefhebbers van Britse horror in het algemeen en van ietwat ingehouden thrillers/horrorfilms het bekijken meer dan waard.

Frans Buitendijk