Galápagos – BBC Earth: Galápagos (2010)
Regie: Nigel Buck | 147 minuten | documentaire | Originele stemmencast: Tilda Swinton
Vraag een willekeurige voorbijganger eens om een rijkelijk met natuurwonderen bezaaide eilandengroep op te noemen. De kans is groot dat het woord Galápagos over zijn of haar lippen rolt. De Galápagosarchipel ligt in de Stille Oceaan, ongeveer duizend kilometer ten westen van het Zuid-Amerikaanse continent. Het eilandenrijk bestaat uit vijftien grote eilanden, drie kleinere eilanden en talloze kleine eilandjes en rotspunten. Het totale landoppervlak beslaat in totaal bijna achtduizend vierkante kilometer. De Galápagoseilanden zijn staatkundig verbonden aan Ecuador. In 1959 werd 97 procent van het landoppervlak van de archipel tot nationaal park uitgeroepen en in 1986 kwam het Galápagos Marine Reserve tot stand. Het gebied neemt bovendien een prominente plaats in op de Werelderfgoedlijst van UNESCO.
De mens kwam voor het eerst in aanraking met de Galápagosarchipel in de zestiende eeuw. De Galápagoseilanden werden in 1535 per toeval ontdekt door de dominicaanse bisschop Tomás de Berlanga uit Panama, nadat zijn schip in een luwte terechtkwam en afdreef. Volgens De Berlanga was Galápagos een ‘woest, onaangenaam en afschrikwekkend eilandenrijk, een duivelse plek waar draken heersen en het dampende hellevuur (lava) vlak onder het aardoppervlak kookt’. Tot overmaat van ramp was de bisschop ook nog gedwongen om meerdere dagen op de eilandengroep door te brengen, overlevend op een dieet van cactusbladeren. De landklompen waren onbewoond, hoewel Thor Heyerdahl er in de jaren vijftig van de twintigste eeuw aardewerkvondsten rapporteerde die van Zuid-Amerikaanse origine zouden zijn, een ontdekking waarover nog controverse schijnt te heersen. Ecuador annexeerde de Galápagoseilanden op 12 februari 1832.
Maar het was een Britse natuurwetenschapper die de Zuid-Amerikaanse eilanden in de negentiende eeuw voor het eerst echt op de kaart zette. Charles Darwin (1809-1882) bezocht het eiland in 1835 als onderdeel van zijn lange rondreis aan boord van het schip de Beagle. De Darwin die voet aan wal zette op de Galápagoseilanden was nog niet de bebaarde en eminente professor die we kennen van de prenten, maar een jonge, leergierige natuurvorser en ontdekkingsreiziger. De natuurwetenschapper Darwin bekeek de eilandengroep door een geheel andere bril dan de theoloog De Berlanga. Waar de bisschop alleen veelal door afzichtelijke wezens bewoonde woestenijen waarnam, daar zag Darwin een rijkgeschakeerde proeftuin van het leven. De vinken en spotlijsters, die hij tijdens zijn ontdekkingstocht op de diverse eilanden zag, zouden uiteindelijk aan de basis staan van een baanbrekende theorie. Darwin zag dat al die vogels sterk op elkaar leken, maar desondanks in kleine onderdelen van elkaar verschilden. Sommige vogels hadden bijvoorbeeld grote, dikke snavels, ideaal gereedschap om noten mee te kraken. Andere vinken hadden scherpe snavels die vooral geschikt waren voor het vangen van insecten, terwijl andere exemplaren juist snavels hadden die toegerust waren op het eten van bladeren en knoppen. Alle vinken op Galápagos stamden in principe af van één gemeenschappelijke voorouder. Maar doordat de vogels verschillende leefomgevingen bewoonden, waren ze in de loop der tijd door natuurlijke selectie en aanpassing geëvolueerd tot aparte soorten. Uitgaand van deze feiten en talloze andere praktijkvoorbeelden ontwikkelde Darwin zijn evolutietheorie, die (in een notendop) stelt dat soorten niet onveranderlijk zijn, maar zich in de loop der jaren wijzigen en ontwikkelen tot nieuwe soorten. Darwin presenteerde zijn bevindingen in 1859 in zijn magnum opus On the Origin of Species, een lijvig werk dat de wetenschappelijke gemeenschap en de christelijke wereldbeschouwing op zijn kop zette. De bevindingen van Darwin ontkrachtten immers Bijbelse geschiedenissen als het verhaal van Adam en Eva, de schepping van de wereld in zes dagen en de zondvloed van Noach. Ook de tot dan toe heersende notie dat de aarde hoogstens zesduizend jaar oud was kon dankzij Darwin de prullenbak in. Darwins theorie werd aanvankelijk zeker in vrome kringen met bijtende spot en hoongelach overladen, maar uiteindelijk is de theorie in de loop der tijd grotendeels correct gebleken en fier overeind gebleven in de maalstroom van nieuwe wetenschappelijke inzichten.
Darwin komt in de driedelige documentaire ‘Galápagos’ vooral in deel twee uitgebreid aan bod. Het eerste deel gaat primair in op de geologische natuurkrachten die de Galápagoseilanden hebben gecreëerd. De archipel is letterlijk geboren uit het vuur, een prachtig kind van Vulcanus. De unieke ligging van de eilanden – in de onmetelijke Stille Oceaan waar verschillende oceaanstromingen elkaar kruisen – heeft gezorgd voor een buitengewone dieren- en plantenwereld die voortdurend aan verandering onderhevig blijft. De documentaire laat middels mooie luchtbeelden zien hoe vegetatie- en landschapspatronen per eiland variëren, een veelvormigheid die vooral veroorzaakt wordt door het verschil in leeftijd tussen de diverse landmassa’s waaruit de archipel is opgebouwd. Zo is Isla Fernandina een woeste, doch geologisch interessante steenklomp, maar zijn de jongvolwassen eilanden in het midden van de archipel zoals Santa Cruz begroeid met weelderige vegetatie en tevens toevluchtsoorden voor een rijke schare aan kleurrijke vogels. Maar ook het huidige aanzicht van de eilanden is in geologisch opzicht slechts een vluchtige momentopname. De eilanden vormen namelijk als het ware een tektonische loopband en verschuiven en veranderen dus constant. Eilanden die nu weelderige natuurparadijsjes zijn, zullen over miljoenen jaren verworden zijn tot stervende rotsklompen.
De hoofdrol in ‘Galápagos’ is natuurlijk weggelegd voor de vele opmerkelijke dieren die de eilandengroep bevolken. Denk aan de opmerkelijke zeeleguanen, die het zoute, vaak koude water en pestende zeeleeuwen trotseren om hun geliefde zeewier van onderzeese rotsen af te knabbelen, of de gigantische, 250 kilogram wegende landschildpadden, toch wel de iconen die de Galápagoseilanden zo beroemd hebben gemaakt. Opmerkelijk genoeg heeft de onderkant van het schild bij elke afzonderlijke eilandvariant een andere vorm. Een aanpassing die direct verband houdt met het voedselaanbod en de foerageergewoonten van een specifiek type schildpad. Uniek voor Galápagos zijn ook de vleugelloze (de vleugels zijn gereduceerd tot min of meer onbruikbare stompjes) aalscholvers die, in tegenstelling tot hun familieleden elders, het vermogen om te vliegen geheel verloren hebben en daarom hun jagersbestaan als sierlijke wateracrobaten doorbrengen. De soort hoeft niet te kunnen vliegen, aangezien ze op de Galápagoseilanden geen natuurlijke vijanden heeft. Dat gold vroeger voor de meeste dieren in de archipel, maar net zoals overal ter wereld heeft de mens inmiddels ook zijn stempel gedrukt op de Galápagoseilanden. Leguanen en vogels zijn veelal het slachtoffer geworden van verwilderde honden en ratten, terwijl de door de mens meegebrachte geiten zich hebben opgeworpen als geduchte concurrenten van de grazende landschildpadden.
De meerwaarde van ‘Galápagos’ zit hem vooral in de uitstekende balans tussen informatieverstrekking en fabuleuze filmkunst. Alles wat je te zien krijgt, wordt in een bepaalde context geplaatst en met behulp van toegankelijke informatie wetenschappelijk verklaard. Met ijskoningin Tilda Swinton kent de serie bovendien een vertelster die qua stem, intonatie en taalgebruik uitstekend aansluit bij de vorm en opzet van deze driedelige reeks. Deze aanpak maakt van ‘Galápagos’ meer dan alleen een audiovisueel fotoboek. De serie is een veelomvattend portret dat het fenomeen Galápagos in al zijn natuurlijke schoonheid waarlijk tot leven laat komen op het scherm. En veel meer kun je niet verlangen van een natuurdocumentaire.
Frank Heinen