Gardens of the World (1993)
Regie: Bruce Franchini | 200 minuten | documentaire | Met: Audrey Hepburn, Michael York, Gustavo Tavares
De serie ‘Gardens of the World’ is de laatste keer dat grootheid Audrey Hepburn voor de camera is verschenen – in het jaar waarin de serie uitkwam, overleed ze op 64-jarige leeftijd aan longkanker – en dat alleen is al genoeg om de serie op zijn minst een blik waardig te gunnen. En hoe oud of ziek ze ook was, ze is toch altijd die schattige, fragiele, keurig Brits sprekende girl-next-door/prinses gebleven die ze speelde in ‘Roman Holiday’. Wanneer deze in Nederland geboren actrice glimlachend door de prachtige tuinen schrijdt, met warmte en vreugde in haar stem de rozen, tulpen, en tuinen beschrijft of hun glorie met poëzie prijst, is het moeilijk om niet in kitscherige metaforen te vervallen waarin haar persoon vergeleken wordt met het onderwerp van de serie. Laten we het erop houden dat zij als geen andere filmster zo volmaakt opgaat in de door haar gepresenteerde omgeving. En het gaat om deze omgeving, natuurlijk. Om prachtige tuinen, bloemen, en planten van over de hele wereld, die in deze documentaire ruimschoots de aandacht krijgen. Niet alleen in esthetisch opzicht, maar ook wat betreft de achtergrondinformatie die de kijker bereikt, is het een zeer uitgebreide, respectvolle documentairereeks geworden. De makers hebben niet simpelweg (willen) volstaan met het tonen van mooie tuinen – wat al succesvol genoeg zou zijn geweest – maar vertellen de kijker daarnaast alles wat hij maar zou willen weten over de historie en achtergrond van deze prachtige wonderen van de natuur.
Liefhebbers van flora hebben niet te klagen. Ontelbare rozen, tulpen, narcissen, krokussen, hyacinten, en vele exotische bloemensoorten komen in de serie voorbij, net als de tuinen waarin ze figureren. Van openbare tuinen tot formele tuinen, en van countrytuinen tot Japanse tuinen, het aanbod is divers en bijna altijd oogstrelend. Bekende en minder bekende locaties worden getoond, van grote en extravagante tuinen tot privétuinen, die als kunstwerken worden gekweekt, samengesteld, bijgewerkt, en gekoesterd. En ook al zijn de tuinen in Versailles of op Mount Vernon indrukwekkend, vaak zijn de wandelingen door de kleine(re), intieme tuinen en de ongedwongen gesprekken van Hepburn met hun eigenaren die het meest tot de verbeelding spreken. Op die momenten is ook goed merkbaar dat de actrice een oprechte interesse in bloemen en tuinen heeft, en simpele observaties als: “Het valt me op dat u de lange bloemen en planten voorin zet, terwijl het normaal gesproken oploopt” of “Die zachte kleuren in het midden maken de (fel) gekleurde rozen nog mooier” en vragen als: “Klimmen die rozen ieder jaar? En knipt u ze dan helemaal terug?” zorgen dan vaak voor de meest spontane en interessante gesprekken.
De gesprekken van Hepburn met tuiniers zijn levendig en nemen de kijker bijna letterlijk mee de tuin in. Daarentegen zal veel van de informatie die de kijker via de commentaarstem van Michael York bereikt, wat minder goed blijven hangen. Wellicht zuigt de echte liefhebber alles op als een spons, maar bij de gemiddelde kijker zal informatie over de precieze oorsprong van bepaalde bloemen, en door wie ze allemaal zijn meegenomen en hoe ze zijn gekruist, het ene oor ingaan en het andere uit. Uitzonderingen vormen de gedeeltes die gaan over beroemdheden als George Washington en Claude Monet en hun filosofieën met betrekking tot tuinieren. Monet bleek bijvoorbeeld een begenadigd tuinier te zijn, die steeds meer aanzien krijgt in dit opzicht. Veel van zijn schilderijen hebben bloemen en planten als onderwerp, maar nu wordt duidelijk waar hij zijn schildersezel neerzette: in zijn eigen tuin! Hij was uiterst geïnteresseerd in de werking van licht, en de puurheid van kleuren, en deze fascinatie kwam terug in zowel zijn schilderijen als zijn tuin. Hij werkte wel eens aan acht doeken tegelijkertijd en, al naar gelang de lichtinval van die dag, kon hij zich op een specifiek doek storten. Het is bijzondere informatie en de beelden van zijn betoverende tuin, met onder meer zijn karakteristieke waterlelies en bruggetjes, zorgen voor een overheersende behoefte om een reis naar Frankrijk te maken om zijn prachtige tuin in Givenchy met eigen ogen te kunnen bewonderen.
De documentaire bevat beelden van zoveel schoonheid dat het te betreuren is dat er bijna geen tien onaangebroken seconden van stilte in de serie te bekennen zijn. Altijd komt er weer de stem van Michael York tussendoor om de rust en idylle te verstoren. Jammer, met slechts de beelden en klassieke muziek op de achtergrond, zou het een prachtige audiovisuele ervaring geweest zijn. Maar de serie is duidelijk een zeer informatieve functie en kennelijk vond men Hepburns korte anekdotes en gesprekken niet voldoende voor een inhoudelijk bevredigende documentaire. Het is een keuze, natuurlijk, maar er hadden best iets meer rustpunten in de serie kunnen zitten.
Over het geheel genomen is ‘Gardens of the World’ een schitterend overzicht van bloemen en tuinen en de kijker leert zeker het een en ander. De grootste verdienste is waarschijnlijk dat de kijker na het zien van de serie zelf de neiging krijgt om de natuur in te gaan om de schoonheid ervan te bewonderen. Ook in Nederland zijn er prachtige plekken en krijg je nieuwe waardering voor trekpleisters als de Keukenhof en Paleis ’t Loo. En dat niemand minder dan Audrey Hepburn deze interesse voor natuurlijke schoonheid weet aan te wakkeren is natuurlijk allesbehalve een verrassing.
Bart Rietvink