Genesis 2.0 (2018)

Recensie Genesis 2.0 CinemagazineRegie: Christian Frei, Maxim Arbugaev | 113 minuten | documentaire | Met: Maxim Arbugaev, Christian Frei, Peter Grigoriev, Semyon Grigoriev, Woo Suk Hwang

Hoe zou het zijn als we uitgestorven diersoorten weer tot leven konden wekken en het leven op aarde geheel naar onze wensen en behoeften kunnen herscheppen? Dergelijke vragen leken lange tijd niet veel meer dan voer voor fantasierijke sciencefictionschrijvers (zie ‘Jurassic Park’). Maar met de opkomst en groei van de synthetische biologie beschikken wetenschappers over steeds meer mogelijkheden om levende wezens te ontwerpen en veranderen. Net zoals de mechanisatie van productieprocessen en de revolutionaire ontwikkeling van de informatietechnologie, heeft ook de synthetische biologie dus de potentie om de wereld waarin we leven drastisch te veranderen.

De illustere mammoet vormt de kapstok voor de documentaire ‘Genesis 2.0’. Het leuke en originele is dat de film van de Zwitser Christan Frei twee tegengestelde werelden met elkaar verbindt. Aan de ene kant volgen we een groep geharde mannen die elk seizoen naar de onherbergzame Nieuw-Siberische Eilanden trekt om daar, in de wijkende permafrost, te zoeken naar mammoetslagtanden. Een expeditie die niet geschikt is voor tere zieltjes en weke lichamen. De fossielenjagers opereren namelijk onder barre omstandigheden en staan vaak kniehoog in de modder als ze met hun houwelen, prikkers en bijltjes de mammoetbotten blootleggen. Ze slapen in bescheiden tentjes, met als enige afleiding het beperkte gebruik van hun smartphones en een thermoskan met warme drank. De bootreis terug, over een kolkende Noordelijke IJszee, is er bovendien een met gevaar voor eigen leven. Het feit dat alleen grote en gave slagtanden serieus geld opbrengen (de teleurstelling is hoor- en zichtbaar als de fossielenzoekers het zoveelste beschadigde exemplaar opgraven) en de meeste winst opgestreken wordt door tussenhandelaren, maakt het lot van de ‘mammoetmannen’ nog minder benijdenswaardig. Het is ook interessant om te horen dat ze het werk louter doen om te kunnen overleven. Dat het binnen hun eigen cultuur eigenlijk ‘not done’ is om mammoetresten (het vinden van een slagtand zou een slecht voorteken zijn en een voorbode vormen voor dood en onheil) op te graven, illustreert nog eens extra hoe hard de fossielenjagers de inkomsten uit hun noeste speur- en graafarbeid nodig hebben.

De avonturen van de ivoorzoekers vormen wel gelijk het visueel bekoorlijkste onderdeel van ‘Genesis 2.0’. De magnifieke cinematografie van mederegisseur Maxim Arbugaev legt het onherbergzame karakter van de Nieuw-Siberische Eilanden bloot. Het landschap oogt primordiaal en vijandig, net als de woelige baren waardoor het wordt omgeven. Wonderschoon, naargeestig, ongetemd en onverzoenlijk tegelijk. Arbugaev weet de woestheid van de elementen, een natuurkracht die we als mens nog niet hebben weten te temmen, prachtig in beelden te vangen en direct te koppelen aan het menselijke verhaal van de Siberische slagtandenjagers.

De omgeving waarin de fossielenjagers opereren vormt een scherp contrast met de hightechcentra en steriele onderzoekslaboratoria die het decor vormen voor de andere kant van het verhaal. De directe link tussen het expeditiewerk in Siberië en het groeiende wetenschapsveld van de gentechnologie wordt gelegd door Semyon Grigoriev, hoofd van het Mammoetmuseum in Jakoetsk en de broer van een van de geportretteerde slagtandenzoekers. De levensdroom van Grigoriev is om ooit een mammoet te klonen en deze iconische diersoort weer in het rijk der levenden te verwelkomen. In het kader van die missie neemt hij de kijker mee langs vooruitstrevende instituten als het Zuid-Koreaanse Sooam Biotech (gespecialiseerd in het klonen van honden), het Beijing Genomics Institute en de China National GeneBank. Visueel zijn de opnamen in de laboratoria van de kloonpioniers minder interessant dan de avonturen van de Siberische fossielenjagers. Dat is natuurlijk ook niet zo gek, want petrischaaltjes en microscopen zorgen nu eenmaal voor minder spektakel dan de ongerepte elementen of incidentele bezoekjes van ijsberen en poolvossen.

Het gedeelte dat ingaat op gentechnologie werpt daarentegen wel interessante, urgente en precaire ethische vraagstukken op. Een van de Chinese wetenschappers stelt bijvoorbeeld dat we ‘door samen te werken God eindelijk perfect kunnen maken’, terwijl een van zijn vrouwelijke collega’s trots postuleert dat het vermogen om een genetische aandoening als het downsyndroom in een vroegtijdig stadium te signaleren ‘ervoor kan zorgen dat zulke baby’s in de toekomst niet meer worden geboren’. Als een Amerikaanse onderzoeker haar wijst op de ethische bezwaren die het intensief sleutelen aan menselijke genen in het door christendom en humanisme gevormde Westen zal oproepen, verraadt het verbouwereerde gezicht van de Chinese wetenschapster vooral onbegrip en verbazing. Hoewel ‘Genesis 2.0’ morele dilemma’s niet uit de weg gaat en de stelling poneert dat het leven (en dus ook de essentie van het mens-zijn) steeds meer teruggebracht dreigt te worden tot bundels big data, heeft de documentaire geen sterk alarmistische toon. ‘Genesis 2.0’ hanteert vooral een inventariserende aanpak. Ons morele kompas en de machtige twee-eenheid politiek-bedrijfsleven zullen uiteindelijk bepalen hoe de zegeningen van de synthetische biologie voor de mensheid en natuur uit zullen pakken: bron van welzijn of gewoon de volgende melkkoe voor het mondiale multinationalsgilde?

‘Genesis 2.0’ is een soms wat traag voortkabbelende, maar tevens intrigerende documentaire die de uitgestorven mammoet presenteert als aanjager en symbool van de moderne menselijke ambities en obsessies. De werelden van traditie en futuristisch vooruitgangsgeloof worden hierbij knap tegenover én naast elkaar geplaatst in een film die een aantal belangrijke vragen stelt over onze gezamenlijke toekomst.

Frank Heinen

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 10 januari 2019