Hair (1979)

Regie: Milos Forman | 121 minuten | drama, komedie, musical | Acteurs: John Savage, Treat Williams, Beverly D’Angelo, Annie Golden, Dorsey Wright, Don Dacus, Cheryl Barnes, Richard Bright, Nicholas Ray, Charlotte Rae, Miles Chapin, Fern Tailer, Charles Denny, Herman Meckler, Agness Breen, Antonia Rey, George J. Manos, Linda Surh, Jane Booke, Suzanna Love, Joe Acord, Michael Jeter, Janet York, Rahsaan Curry, Harry Gittleson, Donald Alsdurf, Steve Massicotte, Mario Nelson, Ren Woods, Toney Watkins, Carl Hall, Howard Porter, Nell Carter, Kurt Yaghjian

Uitbundige en aanstekelijke filmversie van de Broadway-musical uit 1968, die officieel de langere titel “Hair: The American Tribal Love-Rock Musical” draagt. De musical was een grote hit op Broadway en vervolgens op het West End in Londen eind jaren 60. Helaas bleek de film een flop te zijn bij de release in 1979. Ondanks positieve en lovende kritieken bleef het publiek weg, maar in de loop der jaren werd ‘Hair’ een cultklassieker, die het op video en later dvd een stuk beter deed dan in de bioscoop.

Hoewel ‘Hair’ zeker geen perfecte musical is, kan de film bogen op een aantal makkelijk in het gehoor liggende liedjes van de hand van Galt McDermot en de choreografie van de beroemde Twyla Twarp. Dit zijn ook absoluut de sterkste onderdelen van de film. Regisseur Milos Forman, vers van zijn Oscarwinnende regie voor ‘One Flew over the Cuckoo’s Nest’, laat hier en daar de teugels wat vieren, wat het tempo van de film niet echt ten goede komt. De makers hebben veel veranderd aan het plot van de musical. De belangrijkste wijziging in het verhaal is dat niet Claude (John Savage), maar Berger (Treat Williams) de leider van de groep hippies is en dat Claude een boerenjongen uit Oklahoma is, op weg naar New York om gekeurd te worden voor het leger. Sheila (Beverly D’Angelo) is geen mede-lid van de groep, maar een rijke debutante, die al paardrijdend in Central Park de hippies tegenkomt.

De originele schrijvers van de musical, James Rado en Gerome Raghi vonden het maar niks, al deze aanpassingen. Ook vonden ze de manier waarop de hippies hier werden uitgebeeld, afbreuk doen aan de levenshouding en de motieven die zij zelf wilden portretteren. Het is echter wel een slimme zet van debuterend scenarist Michael Weller, om een logischer structuur in de plotontwikkeling aan te brengen, al zal niemand met succes kunnen betogen dat het verhaal het sterkste deel van de film is.

De personages dragen dezelfde namen als in de theaterversie, maar gedragen zich anders en zingen ook andere liedjes. Savage zet een aardige Claude neer, die vol verwondering in een wereld rondloopt, waarvan hij het bestaan nooit had vermoed. Tussen Savage en D’Angelo springt een vonk over, wat de geloofwaardigheid van hun opbloeiende romance ten goede komt. Maar het is Williams als Berger die de meeste aandacht voor zich opeist, met alle energie en levenslust die hij uitstraalt. Zijn tafeldans op het feest bij Sheila’s familie is één van de hoogtepunten van de film. De groep wordt verder aangevuld met Annie Golden als Jeannie, Dorsey Wright als Hud en Don Dacus als Woof Dachshund (!). Ze krijgen minder te doen dan het trio hoofdrolspelers, al krijgt Wright de mogelijkheid te schitteren in een bijtend lied over racisme jegens zwarten.

Ondanks de wijzigingen ten opzichte van de musical blijft de krachtige boodschap die ‘Hair’ wil uitstralen, ook in de filmversie overeind in fraai gezongen statements over ras, geloof, seks, drugs en tegen de oorlog in Vietnam. Dit laatste was in 1979, na het beëindigen van de vijandelijkheden, minder controversieel dan in 1968, toen de oorlog nog volop woedde. Bekende nummers als: “Aquarius”, “Ain’t Got No”, “I Got Life” en natuurlijk de titelsong “Hair” worden mooi opgevoerd, fraai vormgegeven met, zoals gezegd, uitstekende choreografie. Vooral de LSD-trip die Claude ondergaat is in dat opzicht memorabel, waarbij hij zijn bruiloft met Sheila voor zich ziet. Ook zijn er soms verrassende wendingen. Zo zijn de liedjes “Black Boys” en “White Boys” hier gekoppeld aan de keuring voor het leger, wat een komisch effect heeft.

Het van de musical afwijkende en ironisch bedoelde einde komt niet helemaal uit de verf, maar een wervelende versie van “Flesh Failures (Let the Sun Shine In)” vormt een passend slotakkoord voor een leuke en nostalgische blik op de veranderende samenleving in de jaren 1960.

Hans Geurts

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 27 september 1979