Heavy Metal in Baghdad (2007)
Regie: Suroosh Alvi, Eddy Moretti | 84 minuten | muziek, oorlog, documentaire
De titel ‘Heavy Metal in Baghdad’ zal misschien mensen die niet van het muziekgenre houden, afschrikken, maar wees gewaarschuwd: je loopt kans een fantastische film te missen, die een veel breder draagvlak heeft dan alleen muziek. De makers zijn er in geslaagd een onthutsende documentaire te maken, die de verwende Westerlingen maar weer eens met de neus op de feiten drukt. Ook al zijn de hoofdpersonen lid van een metalband, het verhaal is universeel en zou evengoed over een bakker of een leraar kunnen gaan. Maar om de vergelijking te trekken: waar Westerse bands zich druk maken om futiliteiten als hoeveelheid verkochte concertkaartjes en of hun muziek al dan niet illegaal gedownload wordt, zijn de bandleden van Acrassicauda alleen maar bezig met overleven. Dat de muziek voor hen daarbij een grote, liever, de enige uitlaatklep is, staat als een paal boven water. In het “bevrijde” Irak is het niet goed toeven. Elke dag loop je kans vermoord te worden, elke minuut die je leeft is er weer een. Het dragen van een t-shirt met je favoriete metalband is levensgevaarlijk, om nog maar te zwijgen over het hebben van lang haar en een sik. Zelfs headbangen kan een levenslange gevangenisstraf opleveren.
Makers Eddy Moretti en Suroosh Alvi, werkzaam voor het blad VICE, worden op Acrassicauda geattendeerd door een indrukwekkend artikel “No War for Heavy Metal”, van MTV-reporter Gideon Yago, dat deze schreef naar aanleiding van zijn bezoek aan Irak in november 2003. Beelden van het interview dat Yago had laten een redelijk ontspannen band zien die “alleen maar willen rocken” en zich nog niet echt zorgen maken over hun toekomst. Nogal logisch, het regime van Sadam was net gevallen en het zou immers alleen maar beter worden? Geïntrigeerd door de geschiedenis van de band besluiten de twee filmmakers tweeëneenhalf jaar later, in juli 2005, de band op te zoeken. VICE organiseert een concert voor Acrassicauda in het Al-Fanar hotel in Baghdad, maar omdat er bommen af zijn gegaan in Beirut, kunnen Alvi en Moretti niet er bij te zijn.
In augustus 2006, als de obsessie van de twee Vice medewerkers inmiddels absurde vormen heeft aangenomen, lukt het eindelijk wel. “We wilden weten of ze nog leefden,” aldus Alvi. Via de achterdeur van Irak, Erbil in Koerdistan, weten de twee Amerikanen Baghdad te bereiken. Voor 1500 dollar per dag kopen ze een vertaler, twee chauffeurs en de diensten van een beveiligingsbedrijf in, die Moretti en Alvi in een kogelvrij vest hijsen, een scène waar de film mee begint. Een koopje. Voor het eerst ontmoeten ze de bandleden, althans die nog overgebleven zijn, basgitarist Firas en zanger/gitarist Faisal. Gitarist Tony is dan al naar Syrië gevlucht, evenals Marwan, de drummer. In een aantal, soms levensbedreigende situaties, weten Alvi en Moretti het vertrouwen van Firas en Faisal te winnen en de gesprekken worden steeds openhartiger. Met veel emotie vertellen ze over de verwoesting van hun oefenruimte door een raketaanval. Beelden van het concert in 2005 lokken de uitspraak uit dat veel van de concertbezoekers al dood zijn, gevlucht of verdwenen. Het zijn uitspraken waar je het koud van krijgt.
Vier maanden na het bezoek stuurt Firas hen een e-mail, dat het hen gelukt is om te vluchten. De band is weer bij elkaar en zijn nu vluchtelingen in de Syrische hoofdstad Damascus. Op de dag dat ze elkaar weer ontmoeten, geeft Acrassicauda hun eerste, en wat de band verwacht, waarschijnlijk het laatste concert in Damascus. In Syrië is namelijk geen metal scene, dus de verwachting is dat er nauwelijks publiek op zal komen dagen. Dat blijkt echter reuze mee te vallen. Acrassicauda speelt veel covers, vooral de Metallica nummers doen het goed, waarna de band ook eigen nummers durft te spelen. De volgende dag vertellen Faisal, Marwan en Firas, die bij elkaar in een kelder wonen, op aangrijpende wijze hoe het schrijnende leven als Irakese vluchteling is.
Qua cinematografie is ‘Heavy Metal in Baghdad’ geen uitblinker, de beelden zijn vaak onscherp, het beeld schudt dankzij het handheld camerawerk, maar het is immers überhaupt al een hele prestatie dat de film gemaakt is, gezien de gevaarlijke omstandigheden waarin de makers dit moesten doen. Daarnaast zijn de emoties van de sympathieke jongens zo goed, rauw en onopgesmukt in beeld gebracht, dat je al ver voor de laatste scène waarin Marwan na het zien van het beeldmateriaal dat Alvi en Moretti tot nu toe verzameld hebben zich richt tot de camera en ongezouten zijn mening geeft, al kippenvel op je huid hebt en tranen in je ogen. Een meesterlijke documentaire.
Monica Meijer