House of D (2004)

Regie: David Duchovny | 97 minuten | drama, komedie | Acteurs: Anton Yelchin, Téa Leoni, David Duchovny, Robin Williams, Erykah Badu, Magali Amadei, Harold Cartier, Mark Margolis, Zelda Williams, Gideon Jacobs, Frank Langella

Zijn voice-overs een gemakzuchtige manier om plotgaten te dichten, extra diepgang aan te brengen of gewoon een essentieel onderdeel van een film? In ‘House of D’ moet de gesproken inleiding zorgen voor een beklemmende introductie, maar echt lukken wil dat niet. In de intro wordt gesproken over ‘een groot geheim dat opgebiecht moet worden’, leuk en aardig natuurlijk, maar de emotieloze manier waarop David ‘X-Files’ Duchovny zijn film opent is nu niet bepaald uitnodigend. Vooral niet als de beste man je ook nog trakteert op tegeltjeswijsheden als ‘een man is als een tuimelaar, hij veert altijd terug’…

‘House of D’ draait om Tom Warshaw (Duchovny) een man met een verleden. Tom besluit schoon schip te maken en zijn Franse gezin eindelijk te vertellen waar zijn roots liggen. De man heeft het niet makkelijk gehad blijkt. Warshaw’s moeder (Leoni) was een labiele vrouw met een anti-depressiva-verslaving. Tom’s oude vriend Pappass (Williams) worstelde met heel andere problemen, de zwakbegaafde man wordt verbaal onderdrukt door zijn dominante vader. De vriendschap tussen de twee buitenbeentjes is puur en houdt hen op de been. Totdat het noodlot toeslaat.

In potentie is ‘House of D’ een veelbelovende film met een interessante cast. Vooral Williams is de laatste jaren goed op dreef met wat donkere rollen. Toch is Duchovny er niet in geslaagd om een leuke film af te leveren. Sterker nog: ‘House of D’ is een drammerig filmpje geworden dat nooit gaat leven. Spannend, interessant of bijzonder wil de film maar niet worden en de apathische regie doet deze productie weinig goeds. De film zit fragmentarisch in elkaar, scénes vloeien niet goed in elkaar over en het tempo ligt laag.

‘House of D’ lijkt op een mozaïek van kleine situatieschetsjes die op een achteloze manier aan elkaar zijn geplakt. We volgen de hoofdpersoon als hij zijn Franse lerares treitert, we zien Tom honkballen en we zijn getuige bij de eerste zoen van onze held. Een strakke lijn zit er niet in. Duchovny probeert de boel aan elkaar te lijmen door zijn platenkast in te zetten. Je hoort gedurende de film zoete jaren 70 liedjes die van sfeer veranderen als de situatie er naar is. Leuk al die muziek, maar het leidt af van het verhaal.

De hoofdmoot van Duchovny’s regiedebuut bestaat uit de uiteenzetting van Warshaw’s jeugd. De jonge Tom wordt gespeeld door Yelchin. De jeugdige acteur doet zijn best, maar hij weet zijn personage maar niet aantrekkelijk te presenteren. Op zich niet zo vreemd als je nagaat dat ‘House of D’ eigenlijk maar een vreemde, egocentrische film is geworden. De rolprent draait om Warshaw en zijn problemen. De jongen worstelt met de liefde en zijn aan pijnstillers verslaafde moeder. Niet alleen moet Tom voor zijn ma zorgen, ook zijn zwakzinnige kameraad Pappass bedelt om aandacht. Het rare aan ‘House of D’ is dat Duchovny enkel aandacht besteedt aan Warshaw’s situatie.

Alles wat Tom overkomt is tragisch en wordt breed uitgemeten, terwijl andere personages er maar bekaaid vanaf komen. Waarom moeder Warshaw vlucht in het slikken van pijnstillers wordt maar niet duidelijk, nou ja, haar man is overleden en ze rouwt nog steeds. Maar waarom de vrouw geen hulp zoekt of geholpen wordt is niet duidelijk. Jammer, want er had veel in deze rol gezeten. Hetzelfde geldt voor Pappass, vooral de verstoorde relatie tussen hem en zijn vader zou interessant kunnen zijn. De narcistische weergave van de held is bijzonder vervelend, vooral omdat enkele bijrolspelers veel interessantere problemen hebben. De puberende Tom bekommert zich enkel om zichzelf wat hem er ook niet sympathieker op maakt.

Het acteerwerk in ‘House of D’ is vlak en saai. Het merendeel van de cast mist uitstraling en bevlogenheid. Yelchin kan zijn hoofdrol nog niet aan en Leoni is niet getalenteerd genoeg haar moeilijke rol overtuigend neer te zetten. De grootste tegenvaller is echter Robin Williams, Pappass wordt neergezet als een in zichzelf gekeerd mannetje met de mimiek van een chimpansee dat seksgrapjes maakt. De uitbundige mimiek van de grijnzende Pappass wordt afgewisseld met ingetogen acteerwerk en dat werkt niet. Williams is irritant.

Waarom de dertienjarige Tom met een 41-jarige zwakbegaafde man omgaat blijft ook vaag. Ook kom je niet te weten waarom de zwarte vrouw waar Warshaw naartoe gaat om advies te vragen eigenlijk in gevangenis is gezet. Het gevolg is dat je naar bordkartonnen karakters zit te kijken in een zielloze, egocentrische film. Als zelfs de regisseur enkel interesse toont in zijn hoofdpersoon, hoe moet jij dan sympathie kunnen opbrengen voor al die andere bijfiguren?

Het tenenkrommende, afgeraffelde en mierzoete einde doet de film de das om. Het ‘grote geheim’ waarover in de voice over werd gesproken is onbenullig, net als Duchovny’s regiedebuut.

Frank v.d. Ven