House of Frankenstein (1944)
Regie: Erle C. Kenton | 71 minuten | science fiction, horror | Acteurs: Boris Karloff, J. Carrol Naish, Lon Chaney Jr, John Carradine, Anne Gwynne, Peter Coe, Lionel Atwill, Elena Verdugo, George Zucco, Sig Ruman, William Edmunds, Charles F. Miller, Philip van Zandt, Julius Tannen, Hans Herbert, Dick Dickinson, George Lynn, Michael Mark, Frank Reicher, Brandon Hurst, Glenn Strange, Olaf Hytten
Deze film is het vervolg op ‘Frankenstein Meets the Wolf Man’ uit 1943 waarin het monster van Frankenstein en de wolfman Larry Talbott door de Universal Studio’s bij elkaar werden gezet. Om de toenmalige tanende interesse voor het horrorgenre opnieuw leven in te blazen werd in ‘House of Frankenstein’ ook graaf Dracula aan het gezelschap toegevoegd. Hierbij heeft voor de Universal Studio’s vooral de aanwezigheid van deze ‘monsters’ voorop gestaan, en is er in mindere mate op gelet of aan de karakters van de diverse horroriconen wel recht wordt gedaan. En dat is te merken aan de verhaallijnen die in deze film voorkomen en de ontwikkelingen die daarin plaatsvinden. Verwacht hierbij overigens geen onderlinge titanenstrijd tussen de verschillende monsters, want in deze productie uit 1944 krijgen ze niet of nauwelijks met elkaar te maken. En wel doordat het verhaal bestaat uit min of meer afzonderlijke episodes waarin achtereenvolgens de lotgevallen van Dracula, de Wolf Man en Frankenstein’s monster aan bod komen.
Allereerst graaf Dracula, in de eerste Universal-Draculafilm vertolkt door Bela Lugosi, nu vormgegeven door John Carradine. Carradine vertoont in vergelijking met Lugosi weliswaar meer uiterlijke overeenkomsten met de bloedzuigende graaf zoals Bram Stoker die in zijn boek ‘Dracula’ beschreef, maar zijn uitstraling schiet tekort om hem in noemenswaardige mate bedreigend over te laten komen. Ook Dracula’s handelen roept vraagtekens op. De doorgaans liefdeloze prins der duisternis die direct verliefd wordt op de eerste stervelinge die na zijn verrijzenis uit de dood zijn pad kruist? En haar daarna schaakt om als een dief in de nacht met haar op de loop te gaan? Carradine doet zijn best, maar Dracula’s karakter, uitstraling en handelwijze zoals die hier naar voren komen doen vooral terugverlangen naar dat van de geliefde Dracula zoals Bela Lugosi die vorm wist te geven.
Ook op de aanwezigheid en het optreden van het monster van Frankenstein, deze keer vertolkt door Glenn Strange, valt wel wat aan te merken. Hij duikt op in een blok ijs en wordt ontdooid waarna blijkt dat het ijs ‘seriously damaged his tissues’. Zijn aanwezigheid in deze film beperkt zich vervolgens tot het voortdurend hiervan liggen bijkomen waarbij hij pas in de laatste minuten van de film hoeft op te staan om zijn kunstje te vertonen. Jammer genoeg komt dit nog slechts overeen met zijn woordeloos en in de rondte stampende gedrag zoals dat ook zijn optreden in de laatste paar voorgaande Universal-Frankensteinfilms kenmerkte, en ook nu komt door zijn tekortschietend optreden zijn karakter voor inmiddels de zoveelste keer niet tot zijn recht.
Een film dus waaruit herhaaldelijk blijkt dat de opdrogende fantasie van de Universal Studio’s die in de voorgaande Frankensteinfilms al naar voren kwam zich nog een stuk verder had doorgezet en zich nu ook had uitgebreid tot de lotgevallen van graaf Dracula. De karakters en handelingen van graaf Dracula en Frankenstein’s monster lijken dan ook niet veel meer op dat wat we kennen uit de Universal-films waarin deze twee horroriconen het levenslicht zagen. Naast hun handelen komt ook hun aanwezigheid, evenals diverse andere zaken in dit verhaal, herhaaldelijk nogal kunstmatig en/of twijfelachtig over: waarom is het monster er nu zo slecht aan toe terwijl hij al eens eerder ingevroren is geweest en dit, evenals de talloze andere door hem doorstane beproevingen, geen nadelige gevolgen voor hem heeft gehad? Hoe heeft wolfman Larry Talbott ditzelfde ijs zonder enige nadelige gevolgen kunnen doorstaan? Waar komt Dracula’s skelet vandaan? De verklaring dat het afkomstig is ‘from the cellar of Dracula’s castle in the Karpathian mountains’ is niet te rijmen met de lotgevallen van graaf Dracula en zijn stoffelijke resten zoals die in ‘Dracula’ uit 1931 en en ‘Dracula’s Daughter’ uit 1936 in beeld werden gebracht. Het wordt al snel duidelijk dat in deze film de aanwezigheid en het handelen van de diverse karakters, alsmede de diverse ontwikkelingen in het verhaal met de nodige korreltjes zout genomen moeten worden.
En wanneer dit ook wordt gedaan heeft deze film al met al wel degelijk genoeg te bieden om het nodige vermaak te bezorgen. Naast Carradine en Strange maakt ook Lon Chaney Jr zijn opwachting in deze film. Chaney is in zijn vertolking als de gekwelde wolfman Larry Talbott wederom goed in vorm en weet in zijn optreden de nodige medeleven oproepende dramatiek te leggen, en de aard en kwaliteit van zijn optreden is daarmee van eenzelfde gehalte als dat van zijn eerdere wolfman-vertolkingen. Ook Boris Karloff, in het verleden herhaaldelijk het monster van Frankenstein gestalte gevend, is van de partij en wel als de getikte en kwaadaardige dokter Niemann, wiens lotgevallen de verschillende episodes in het verhaal met elkaar verbinden. Karloff is goed in vorm en weet in zijn vertolking als de berekenende en op wraak beluste geleerde tot een gewetenloze en dreigende uitstraling te komen, zowel wanneer hij zijn assistent opdracht tot moorden geeft als bij de onthulling van zijn snode plannen ten opzichte van zijn toekomstige slachtoffers. Daarnaast ook een sterke vertolking van J. Carroll Naish als Niemanns gebochelde assistent Daniel die, hoewel hij gewetenloos Niemann terzijde staat, toch langzamerhand medeleven weet op te roepen, niet in het minst door de amoureuze perikelen die hij heeft met het zigeunermeisje Ilonka waarin Larry zijn rivaal wordt. Het zijn met name de acteerprestaties van Chaney, Karloff en Naish die voor zowel het benodigde medeleven als de benodigde afkeer van de diverse personages zorgen. Daarmee weet deze film, ondanks de diverse niet uit de verf komende karakters en de twijfelachtige ontwikkelingen in het verhaal, toch de kijker aan zich te binden.
Daarnaast is, door de vele personages en de ontwikkelingen die ze doormaken, het tempo in deze film hoog en vinden er met alle in de film voorbijkomende horroriconen dusdanig veel confrontaties en achtervolgingen van verschillende aard plaats dat de kijker ruimschoots de nodige spanning, actie en horror krijgt voorgeschoteld. Dit ook wanneer de te tekortschietende karakteruitwerkingen van Dracula en Frankenstein’s monster deels gecompenseerd worden door de scènes waarin ze hun uiteindelijk toch weinig lovenswaardige handelingen uitvoeren. Daarnaast zijn er ook de verschillende geslaagd overkomende transformatiescènes van zowel Dracula als de Wolf Man tegen de achtergrond van diverse nachtelijke stijl- en sfeervolle mistige decors. In deze film zijn het dan ook de pluspunten die de minpunten aanzienlijk overtreffen en die deze film ruimschoots de moeite waard maken. Afgezien daarvan kan alleen al de aanwezigheid van de genoemde horroriconen in een enkele film, en zeker voor de liefhebbers van de Universal-monsterfilms, al een reden zijn om deze film te bekijken. Wel moet er daarbij op gerekend worden dat deze productie het in kwalitatief opzicht niet haalt bij de eerdere films van Universal waarin de voornoemde horroriconen hun intrede deden. Wie daar echter niet te zwaar aan tilt en ook de ontwikkelingen in het verhaal niet al te serieus neemt, kan aan deze film het nodige geslaagd vermaak beleven.
Frans Buitendijk