I clowns (1970)

Regie: Federico Fellini | 90 minuten | documentaire, komedie | Met: Federico Fellini, Riccardo Billi, Tino Scotti, Fanfulla, Dante Maggio, Galliano Sbarra, Nino Terzo, Giacomo Furia, Carlo Rizzo, Gigi Reder, Alvaro Vitali, Anita Ekberg, Pierre Étaix, Annie Fratellini, Charlie Rivel

Een wit geschminkt gezicht, dik gestifte lippen of een rode neus.  Hoe een clown zich ook uitdost, hij blijft altijd herkenbaar als grappenmaker. Hoewel het zijn vak is om mensen aan het lachen te maken, schuilt onder die laag schmink vaak een tragisch figuur. Out of character zijn clowns vaak helemaal niet zo grappig. In de moderne cultuur wordt hier vaak op ingespeeld door clowns af te schilderen als angstaanjagende figuren. Het bekendste voorbeeld hiervan is natuurlijk ‘It’ van Stephen King, maar zie ook ‘The Joker’ uit de Batman/Dark Knight-films. Over creepy gesproken… Filmmaker Federico Fellini was al van jongs af aan geboeid door clowns. Als klein ventje was hij bang voor hen, toen hij ouder was uitte zijn fascinatie voor het circus in het algemeen en voor clowns in het bijzonder in een aantal van zijn films. In de meeste films spelen ze een bescheiden of meer subtiele rol, behalve in de pseudodocumentaire ‘I Clowns’ uit 1971, waarin Fellini op zijn geheel eigen, onnavolgbare wijze een hommage brengt aan het fenomeen ‘clown’.

Plezier en virtuositeit gaan volgens Fellini bij clowns hand in hand met gekte, verderfelijkheid en tragiek. Al deze facetten laat hij in ‘I Clowns’ de revue passeren. In de dromerige openingsscène, waarin niets nog wijst op het feit dat we hier naar een pseudodocumentaire aan het kijken zijn, zien we een klein jongetje (uiteraard een verwijzing naar de jonge Fellini) die door het raam naar buiten kijkt: een circustent wordt opgezet. Niet lang daarna dompelt de Italiaanse maestro ons onder in een reeks circusacts. We zouden erom moeten lachen, maar de tragiek neemt hier al de overhand. Nadat Fellini ons nog even rondleidt in het dorp, waarbij hij fijntjes aanstipt dat de grootste clowns misschien wel gewoon op straat rondlopen, verandert ‘I Clowns’ langzaam in een soort van documentaire. Uiteraard wel in Fellini-stijl; dus we zien de Italiaanse filmmaker die een documentaire maakt over clowns, met clowns zowel voor als achter de camera. De historie van hun vak wordt belicht, Fellini interviewt befaamde, stokoude clowns uit Italië, Frankrijk en Duitsland over hun vak en zeldzame klassieke filmbeelden worden vertoond.

Maar altijd blijft de scheidslijn tussen feit en fictie – tussen documentaire en speelfilm – flinterdun. Soms schakelt Fellini letterlijk over naar zichzelf om zijn film en zijn bedoelingen nader toe te lichten. Hij doet dit natuurlijk zeer zelfbewust, maar neemt zichzelf tegelijkertijd ook weer niet té serieus (direct nadat hij zichzelf onderbreekt om een serieuze vraag over de film te beantwoorden, krijgen zowel hij zelf als de vragensteller een emmer water op hun hoofd). En waar hij zelf een grote rol speelt in zijn eigen film, is de hoofdrol nog altijd voor de clowns. Ze komen niet alleen aan het woord, maar we zien ook schitterende voorbeelden van komische acts, begeleid door duizelingwekkende muziek van Fellini’s vaste componist Nino Rota. En ja, ook de tragiek van het clownsvak blijft niet onbesproken. De ondergang van het circus is voor de clowns een pijnlijk onderwerp, maar het is juist wat Fellini wil laten zien.

Naar verluidt waren de clowns zelf niet echt te spreken over Fellini’s film; velen van hen vonden dat ze belachelijk gemaakt werden, maar dat was zeker niet de intentie van de illustere Italiaanse filmmaker. Hij wilde slechts zijn bewondering en fascinatie voor een uitstervend beroep (want klassieke clowns worden steeds zeldzamer) aan de buitenwereld tonen op een manier zoals alleen hij dat kan. ‘I Clowns’ is wellicht geen meesterwerk zoals ‘Otto e mezzo’ (1963), maar het is wel Fellini ten voeten uit: een chaotisch maar passievol spektakel, weergaloze gekte en diepe bewondering, maar altijd met Fellini zelf in een cruciale rol.

Patricia Smagge