Il deserto dei tartari – The Desert of the Tartars (1976)
Regie: Valerio Zurlini | 150 minuten | drama | Acteurs: Vittorio Gassman, Giuliano Gemma, Helmut Griem, Philippe Noiret, Jacques Perrin, Francisco Rabal, Fernando Rey, Laurent Terzieff, Jean-Louis Trintignant, Max von Sydow, Shaban Golchin Honaz, Giuseppe Pambieri, Bryan Rostron, Kamran Nozad, Manfred Freyberger, Chantal Perrin, Yves Morgan-Jones
De laatste film van de Italiaanse regisseur Valerio Zurlini is een sterk geacteerd drama over de menselijke geest en hoe deze meedogenloos gebroken wordt door de omstandigheden. Zelf zei Zurlini ooit dat alle acht door hem geregisseerde films hetzelfde thema hebben: “dat het leven geen ander doel heeft dan om zichzelf voorbij te zien gaan. (…) Maar we hebben het hier niet over een tragedie, meer een droefenis, afgeleid – zo denk ik – van het existentialisme.” Een andere term die uitstekend van toepassing is op de films van Zurlini is melancholie. En ook op ‘Il deserto dei tartari’ is deze emotie zeker van toepassing. Zurlini weet de al aanwezige elementen roman van Dino Buzatti uit 1939 (die lang gold als onverfilmbaar) zich dan ook helemaal eigen te maken.
Het centrale personage is de jonge en idealistische Giovanni Drogo (Perrin) die zijn eerste officiersaanstelling krijgt in een afgelegen fort. Vanaf het moment dat hij er arriveert, maakt hij duidelijk dat hij niet vrijwillig voor deze locatie gekozen heeft en dat hij zo snel mogelijk weer overgeplaatst wil worden. In de ogen van majoor Mattis (Gemma) een onbegrijpelijke houding. Mattis is een dienstklopper, die alles volgens de reglementen wil uitvoeren en erg ambitieus is. Hiermee komt hij vaak in conflict met zowel de degelijke en aristocratische kolonel Filimore (Gassman) en de flegmatieke kapitein Hortiz (Von Sydow). Hortiz is het melancholieke hart van de film. Hij is de enige die ooit een Tartaarse krijger op een wit paard gezien heeft en hij heeft ervoor gekozen in het fort te blijven, wachtend op een aanval. Maar uiteindelijk slaat ook zijn melancholie om in wanhoop en vertwijfeling. Drogo raakt bevriend met mede-luitenants Simeon (Griem) en Von Amerling (Terzieff) en de medische officier Rovin (Trintignant). De dokter wil Drogo graag helpen weg te komen en doet ook onderzoek naar de mysterieuze ziekte waar sommigen – waaronder Amerling – aan ten prooi vallen en hen hoestaanvallen en koorts geeft.
Langzaam maar zeker vervalt Drogo’s leven in rituelen en zinloze exercities, terwijl iedereen in het fort wacht op een aanval die misschien nooit zal komen. Hun geestkracht wordt gebroken door het eindeloze wachten, terwijl er geen andere afleiding is dan de weidse leegte om hen heen, met de onafzienbare woestijn aan de ene kant en bergen aan de andere kant.
Als Drogo’s overplaatsing door een leeghoofdige generaal (Noiret) geweigerd wordt, wordt hij ziek. Hoewel er een aantal indicaties zijn dat het fort misschien aangevallen gaat worden (er duikt een wit paard op, lichten in de verte, er worden patrouilles waargenomen) verzwakt Drogo steeds meer. Hij is eigenlijk niet meer in staat zijn taken uit te oefenen als het fort aangevallen wordt.
In welk universum de film zich precies afspeelt, blijft altijd onduidelijk. De zowel Duits als Oost-Europees klinkende namen, de Keizer die genoemd wordt en de wit-rode vlag met de adelaar, doen denken aan Oostenrijk-Hongarije. Het fort waar de handeling zich afspeelt heet “Bastiano” en ligt op de grens met het “Noordelijke Koninkrijk” en grenst aan de woestijn waar ooit, eeuwen eerder, de Tartaren vandaan kwamen om dood en verderf te zaaien. Ook de precieze tijd die verstrijkt wordt nooit aangeduid. We zien Drogo grijzer worden, verschillende andere officieren worden overgeplaatst, maar hoeveel jaren er tussen begin en einde liggen, wordt niet opgehelderd. De film wordt traag verteld, wat op zich essentieel is voor een film als deze, maar soms ook langdradig. Had het tempo niet hoger gekund, dan toch zeker de filmlengte korter. Daartegenover staat dat de film op het einde niet het gevoel geeft 2½ uur geduurd te hebben, hetgeen de vervreemding alleen maar vergroot. De beelden zijn majestueus in beeld gebracht door Luciano Tovoli en worden perfect ondersteund door muziek van Ennio Morricone. Hiermee wordt een beladen sfeer geschapen in een doods landschap. Ook het fort zelf erg sterk gefilmd, eenzaam in een onherbergzaam landschap, omgeven door ruïnes van een oude stad. Af en toe vindt er een oefening of parade plaats, waardoor er pelotons soldaten te zien zijn. Meestal echter is er slechts een enkele eenzame wachtpost te zien op de muren en de gangen (die eruit zien als een mergelgrot in Zuid-Limburg) zijn kaal en leeg. De buitenopnamen zijn geschoten op locatie bij het Iraanse Bam en het is triest dat de stad in 2003 bijna geheel verwoest is tijdens een aardbeving.
Het acteerwerk is topklasse van een flink aantal gerenommeerde Europese acteurs. Minpuntje is wel dat de dialoog niet altijd helemaal synchroon liep met de bewegingen van de mond van de desbetreffende spreker en dat sommige acteurs duidelijk Italiaans “gedubt” zijn. Perrin speelde vaker in Zurlini’s films en zet hier een overtuigende vertolking neer van Drogo in zijn transformatie van jonge hond tot gebroken man. De mooiste rol echter is weggelegd voor Von Sydow als Hortiz, die rustig wacht op een aanval – maar ingehaald wordt door promotie en pensioen, voordat hij de kans heeft gehad te bewijzen dat de krijger die hij zag, geen inbeelding was. Ook Gemma als de streber Mattis die zich vastbijt in de regels, omdat hij geen alternatief ziet en Trintignant, die Drogo wil behoeden voor het lot dat de andere officieren heeft getroffen. Tenslotte is zeker Rabal als de barse sergeant Tronk de moeite van het vermelden waard.
Zurlini weet uitermate treffend de uitzichtloosheid en zinloosheid van het bestaan weer te geven, gecombineerd met de angst voor een onbekende vijand. Alle gebeurtenissen staan in het teken van die onmiskenbare dreiging net over de horizon. Door het totale gebrek aan actie en dankzij de waaier aan emoties die getoond worden, is ‘Il deserto dei tartari’ moeilijk te plaatsen. Dat de film heel verschillend geïnterpreteerd kan worden, pleit alleen maar in zijn voordeel. Zurlini beheerste het filmmaken in elk geval tot zijn vingertoppen en leverde een stilistisch sterke en knap gemaakte film af.
Hans Geurts