I’ll Never Die Alone – No Moriré Sola (2008)
Regie: Adrián Garcia Bogliano | 83 minuten | horror | Acteurs: Marisol Tur, Gimena Blesa, Andrea Duarte, Magdalena de Santo, Leonardo Canga, Leonardo Cuchette, Andres Aramburu, Rolf Garcia Puga
U had het misschien niet door, maar tussen alle remakes, sequels en Saw-kopieën door, heeft er een heuse opleving plaatsgevonden van de jaren zeventig horrorfilm. Er lijkt weer een levendige behoefte te zijn ontstaan aan harde, confronterende en vooral ongemakkelijke films, die de kijker zich bijna laten schamen dat hij zulke troep durft te aanschouwen. Deze recente opleving is zeker niet beperkt gebleven tot de Verenigde Staten en dus komt er vanuit Argentinië nu het gewelddadige ‘I’ll Never Die Alone’.
Klinkt als… Klinkt als… Precies, ‘I’ll Never Die Alone’ heeft goed gekeken naar haar voorgangers en speelt voor haar titel leentjebuur bij het al even lugubere ‘I Spit on Your Grave’ uit 1978. Een film waarin een vrouw meerdere malen verkracht wordt, om haar aanvallers vervolgens met meer dan gelijke munt terug te betalen voor hun wandaden. Behalve de gelijksoortige titel, blijkt regisseur Bogliano tevens dit concept te hebben overgenomen en dus treffen we in zijn film niet één, maar vier dames aan die afrekenen met enkele zwijgzame jagers in het bos, nadat deze hen gevangen hebben genomen en misbruikt. Een vrij dun verhaallijntje, dat staat of valt met de mate waarin de regisseur over de schreef durft te gaan en zijn publiek uit de veiligheid van hun stoel durft te trekken.
Dit is echter juist waarin Bogliano zich onderscheidt van zijn collega’s die op dit moment ook meedoen aan de opleving van de shock horror. Qua stilering blijkt ‘I’ll Never Die Alone’ namelijk erg verrassend uit de hoek te komen. Waar de meeste regisseurs hard hun best doen hun aanwezigheid voor de kijker te maskeren, daar drukt Bogliano duidelijk zijn stempel op de film. In plaats van een documentairestijl na te jagen, welke de kijker dicht op de huid blijft zitten, gaat Bogliano voor een rustieke, bijna meditatieve stijl. Met strakke compositie binnen het camerawerk, hallucinerende soundscapes en het bijna geheel ontbreken van spraak zet de film zich duidelijk af tegen het onderdompelen van de kijker. Het resultaat is een bizarre mix van gewelddadige vernedering en droomachtige rust. Niet bepaald wat je verwacht van een film die zijn inspiratie met name uit Wes Cravens ‘Last House on the Left’ haalt.
De vraag is daarmee of Bogliano niet het verkeerde medium heeft uitgekozen voor zijn stijloefening. Van al het geweld en de als shockerend bedoelde verkrachtingsscènes blijft namelijk weinig over. Vooral het feit dat de karakters in de film bijna geen emoties tonen plaatst de kijker in een lastige positie. Enerzijds word je geconfronteerd met buitensporig geweld dat de meest grote walging zou moeten oproepen. Anderzijds is het moeilijk hier de impact van te voelen wanneer de karakters zelfs op de meest cruciale momenten kalm blijven en hun afstand tot de kijker bewaren. Daar komt nog bij dat de karakters überhaupt één groot mysterie blijven, doordat er nauwelijks wordt gesproken in de film en het maakt het moeilijk je betrokken te voelen bij karakters waarvan je letterlijk niets weet. Dit alles draagt zeker bij aan de vervreemdende sfeer die Bogliano heeft willen creëren, maar het maakt ‘I’ll Never Die Alone’ ook tot een beetje de vreemde eend in de bijt te midden van de competitie. Zeker als die competitie (denk aan een film als ‘Martyrs’) het niet nalaat de kijker niet alleen uit de veiligheid van zijn stoel te sleuren, maar ook nog eens een trap na te geven. Stilistisch gezien is ‘I’ll Never Die Alone’ dus een geslaagde film, maar qua inhoud overtuigt deze helaas een stuk minder.
Sander Colin