Inspecteur Lavardin (1986)
Regie: Claude Chabrol | 96 minuten | drama, misdaad | Acteurs: Jean Poiret, Jean-Claude Brialy, Bernadette Lafont, Jean-Luc Bideau, Jacques Dacqmine, Hermine Clair, Pierre-François Dumeniaud, Florent Gibassier, Guy Louret, Jean Depussé, Marc Adam, Michel Dupuy, Serge Feuillet, Michel Fontayne, Philippe Froger, Chantal Grebbet, Claire Ifrane, Hervé Lelardoux, Lisa Livane, Robert Mazet, Guy Parigot, Maurice Regnaut, Odette Simoneau
Fictieve privédetectives zijn er in alle soorten en maken. Meestal zijn ze doortastend en gevat en hebben ze een onmetelijke flair. Daarnaast brengen ze allemaal hun eigen kwaliteiten naar voren. Sherlock Holmes is de fijngevoelige intellectueel die met zijn logische kijk op dingen misdaden weet op te lossen. Hercule Poirot is de dandy, de excentriekeling die sterk leunt op zijn stijl, klasse en humor. Daar lijnrecht tegenover staat ‘Dirty’ Harry Calahan, die altijd de smerige klusjes krijgt en zowel criminelen als collega’s bikkelhard tegemoet treedt. Phillip Marlowe is al even streetwise maar hem kennen we vooral als de doorgewinterde doch integere alcoholist die onder zijn ruwe bolster een lelieblanke pit heeft. De Franse filmmaker Claude Chabrol bracht ons halverwege de jaren tachtig inspecteur Jean Lavardin, die weer een geheel ander soort private-eye vertegenwoordigt. Lavardin was ooit een misdadiger, maar besloot zijn leven te beteren en werd rechercheur. Vanwege zijn achtergrond in de criminaliteit neemt hij het echter niet altijd zo nauw met de wet.
Lavardin werd geïntroduceerd in de film ‘Poulet et Vinaigre’ (1984), maar werd een jaar later opnieuw opgevoerd in ‘Inspecteur Lavardin’ (1986). Daarna zou er zelfs een vierdelige tv-serie rond het personage volgen. De hoofdrol werd telkens gespeeld door Jean Poiret, een betrouwbare acteur die zijn sporen in de Franse cinema reeds verdiend had. In ‘Inspecteur Lavardin’ onderzoekt hij de moord op schrijver Raoul Mons (Jacques Dacqmine). Om informatie in te winnen besluit hij tijdelijk in te trekken bij diens weduwe Hélène (Bernadette Lafont), die hij nog kent uit een grijs verleden. Hij komt erachter dat achter de façade van rijkdom en rust diverse mysteries schuilen. Hélène en Raoul zijn een verstandshuwelijk aangegaan nadat haar man en haar schoonzus op opmerkelijke wijze uit hun levens verdwenen. Hélènes homoseksuele broer Claude (Jean-Claude Brialy) woont bij haar in huis en heeft een innige band met haar tienerdochter Véronique (Hermine Clair), die overkomt als braaf en volgzaam maar in de nachtelijke uren een dubbelleven leidt. En wat heeft de schimmige nachtclubeigenaar Max (Jean-Luc Bideau) met deze zaak te maken? Lavardin ontrafelt langzaam maar zeker alle geheimen.
In de wereld van Claude Chabrol zijn zelfs zij die onschuldig lijken schuldig. Soms echter toont hij genade en zijn de schuldigen uiteindelijk toch vrij van blaam. Lavardin lost geen misdaden op, maar legt de hypocrisie, de corruptie en het kwaad van de maatschappij bloot. In tegenstelling tot zijn vroegere werk (tot 1975) toont Chabrol zich in de tweede helft van zijn oeuvre milder en krijgen zijn personages de kans om te ontsnappen. De duistere Peter Guinman bijvoorbeeld uit ‘Inspecteur Lavardin’ was er in een van de vroegere meesterwerken van Chabrol ongetwijfeld minder genadig van afgekomen. Maar aan het einde van de film komt dan toch de verbitterde aard van de filmmaker naar voren: de onschuld – als die er al was – is voorgoed verdwenen. Chabrol staat erom bekend gedurende zijn films regelmatig van point of view te switchen, om zo verwarring te zaaien. In deze film zien we de meeste beelden vanuit de optiek van Lavardin en als we al het idee hebben dat we switchen dan worden we op vakkundige wijze door de regisseur op het verkeerde been gezet. Lavardin blijkt zijn informatie namelijk deels te vergaren zonder dat hij geobserveerd wordt. Het centrale thema is dan ook observatie. Met name in de scène waarin de ‘echte’ wereld en die van de beveiligingscamera’s elkaar op intrigerende wijze ontmoeten is dit thema briljant vormgegeven.
In tegenstelling tot ‘Poulet et Vinaigre’, waarin hij een schimmige figuur is die pas in het laatste kwart de film domineert, is Lavardin hier de hoofdrolspeler. Hij is zelfs persoonlijk betrokken bij de zaak, aangezien de vrouw van het slachtoffer zijn ex-geliefde is. Poiret portretteert hem degelijk en ingetogen. Veel flamboyanter is Jean-Claude Brialy als Claude, de ongrijpbare broer van Hélène met een bizarre hobby: hij maakt levensechte ogen van glas. Ook Jean-Luc Bideau en Bernadette Lafont komen sterk voor de dag. Humor speelt in ‘Inspecteur Lavardin’ ook een belangrijke rol – vaak op onverwachte momenten – en de bourgeoisie is een vertrouwd en geliefd mikpunt voor Chabrol, die ons weet te verrassen met een heerlijk laatste kwart waarin twijfels over de moreel van zowel de inspecteur als de regisseur opborrelen. Jean Rabier is een prima cinematograaf die het verhaal in al zijn glorie weet te vatten. Claudes zoon Matthieu verzorgt de bijpassende score.
‘Inspecteur Lavardin’ heeft alle elementen van een échte Chabrol in zich, zij het dat sommige zich prominenter manifesteren dan andere. De film komt voor wie bekend is met het werk van de Franse regisseur vertrouwd over. Het kost weinig moeite om je in het verhaal mee te laten slepen, mede dankzij het prima acteerwerk. De wetenschap dat ieder personage een verborgen kant heeft die langzaam maar zeker onthuld wordt en het feit dat niemand onschuldig is in deze film vormen de solide basis voor een onderhoudende detective. Met ‘Inspecteur Lavardin’ blijft Chabrol weliswaar ver verwijderd van het niveau van de meesterwerken die hij in het begin van zijn carrière maakte, maar deze degelijke thriller verveelt geen moment.
Patricia Smagge
Waardering: 3.5