Interview Bouli Lanners (‘Les Géants’)

Amsterdam, Eye Film Instituut, dinsdag 24 januari 2012

Met ‘Les géants’ maakte Bouli Lanners een echte auteursfilm over drie tieners die hun zomer doorbrengen in Wallonië. Zijn cinema wordt alom geprezen, maar de imposante schrijver en regisseur bekijkt alles liever vanaf een afstandje: ‘Ik blijf bang om te falen.’

De verschijning van de Waal in EYE is er een die indruk maakt. Lanners is groot van omvang, maar glimlacht vriendelijk terwijl hij drinken weigert, en aangeeft liever een bed te hebben. De schrijver en regisseur van ‘Les géants’ is al langer op een reis om overal interviews te geven, maar verlangt er sterk naar zijn ritme van rust, wandelen en schrijven weer op te pakken, en zo langzamerhand toe te werken naar het scenario van zijn volgende film.

‘Ik ga ook weer schilderen,’ vertelt Lanners, die lang beeldend kunstenaar is geweest, maar de overstap heeft gemaakt naar de cinema. ‘Eigenlijk heeft dat proces wel twintig jaar geduurd. Ik vond schilderen heel leuk, maar ik vond dat je daar niet je leven mee kon onderhouden, dus ben ik gaan werken en op sets terecht gekomen. Daar heb ik heel veel gedaan. Ik ben voor lieverlee gaan spelen, omdat ze een dik iemand nodig hadden. Dus het is niet echt om mijn talent dat ze me gevraagd hebben, maar meer omdat ik er fysiek zo uitzag, al was dat wel fijn, want je verdient er goed geld mee.’

Naast zijn werk voor de camera – onder andere in films van Jean-Pierre Jeunet en Jacques Audiard – nam hij talloze baantjes achter de schermen aan om het vak van regisseur af te kijken. ‘Ik ben een verteller. Dat vind ik leuk om te doen. Het verhaal van ‘Les géants’ had ik al heel lang in mijn hoofd, maar vanaf het moment tot je eraan denkt tot je het uiteindelijke scenario in je handen hebt, ben je wel meer dan anderhalf jaar verder.’

Vriendelijk als zijn voorkomen kan lijken, Lanners houdt ervan controle te hebben op alles in zijn films. Zo zoekt hij uitvoerig naar locaties, oefent intens met zijn acteurs (‘we hebben echt een nauwe band gekregen’) en maakt hij al vroeg een compilatie-cd om zo de muzikale sfeer te bepalen. ‘Een vriend van me werkt in de muziekwereld, en toen ik de cd aan hem liet horen, zei hij me eens te luisteren naar The Bony King Of Nowhere. Ik vond hem fantastisch en heb gevraagd of hij muziek bij mijn film wilde maken. Dat wilde hij graag en hij is ook op de set geweest. De muziek heeft hij gecomponeerd in zijn hotelkamer, en is dus ook echt ontstaan terwijl de film gemaakt werd.’

‘Les géants’ won twee prijzen op het Cannes Film Festival, en maakte de regisseur een stuk bekender, al blijft hij zijn films klein zien: ‘Ik heb niet echt een specifiek toekomstbeeld. Wat ik wel heb is mijn toekomstige film, en daar ben ik wel heel erg mee bezig, maar om nou verder te kijken dan dat doe ik liever niet. We zien wel wat er allemaal gaat gebeuren.’

De aandacht die zijn film nu krijgt, bekijkt Lanners liever van een afstandje. ‘Het heeft invloed op me, maar het is heel tweezijdig. Aan de ene kant krijg ik goede kritiek en ben ik trots, maar aan de andere kant wil ik niet te hard van stapel lopen; ik wil ook weer naar mezelf teruggaan en mezelf in twijfel trekken. Wanneer er een negatieve recensie staat, is het een beetje het tegenovergestelde; dan heb ik de neiging om een journalist op te bellen om te zeggen dat hij er niets van heeft begrepen, maar aan de andere kant blijft dat je motiveren om het de volgende keer toch beter te doen. Toch blijf ik bang om te falen. Zolang de recensies positief blijven, denk ik dat het wel goed zal gaan. Op de dag dat ze negatief worden, weet ik niet hoe ik dat ga beleven. En dat gaat vast gebeuren.’

Tot nu toe maakte de Waalse auteur drie speelfilms: ‘Ultranova’ in 2005, ‘Eldorado’ in 2008 en ‘Les Géants’ in 2011. Deze zijn vrijwel unaniem geprezen, maar Lanners zal niet op grootsheidwaanzin of egocentrisme worden betrapt. Zelfs van een typering als regisseur wil hij niets weten: ‘Dat zou ik nooit willen. Ik houd er niet zo van om naar mezelf te kijken, om daar een helder beeld in te krijgen; over mezelf. Ik voel me er heel ongemakkelijk bij om mezelf te typeren. Dat wordt wel gedaan als ik dood ben.’

Luuk Imhann