Interview Gust van den Berghe (‘En waar de sterre bleef stille staan’)
Amsterdam, Eye Film Instituut, maandag 19 december 2011
Alleskunner Gust van den Berghe maakte tot nu toe twee films en stond met beide in het Quinzaine des Réalisateurs programma van Cannes. Zijn debuut, ‘En waar de sterre bleef stille staan’ is een oer-Vlaamse variant op het verhaal van de Drie Koningen, intens door visuele narrativiteit en het zachtaardige karakter van de acteurs met het Syndroom van Down. Een meesterwerk van een voormalig balletdanser.
Ik spreek de regisseur naast de bibliotheek van het EYE Film Instituut in Amsterdam; een kale witte kamer die in alles afbouw doet aan het tot de verbeelding sprekende oeuvre van de filmmaker die wanneer hij praat, spreekt in poëtische volzinnen met een zacht Vlaams accent. Zelden verklaart hij zichzelf, maar zoekt slechts vaak en kort naar manieren om zijn filmmaken uit te leggen; niet slechts de visuele pracht die zo vaak naar voren wordt gebracht, maar de abstracte kunst van een danser die zichzelf als verteller ziet en heimelijk een baan als schrijver ambieert. Wanneer hij praat over zijn aanstaande opera, het gedicht waarmee zijn debuutfilm opent of zijn periode als liefhebber van geluidskunst, komt de liefhebber in Van den Berghe naar boven. Over film praten doet hij wel, maar zijn strijd is zichtbaar: ‘Ik heb een permanent gevecht met mijn eigen medium,’ verklaart hij. Zelfs wanneer hij in ernstige of harde verwoordingen valt, klinken zijn uitspraken echter nog mild, en de Vlaming lijkt over elk element van zijn film te hebben nagedacht. Gecomponeerd als een experimenteel geheel is het zo geworden, zoals de regisseur in het filmvak ook een samensmelting ziet: ‘Ik weet niet waarom ik films ben gaan maken. Het omvat misschien voor mij de diverse kunsten die ik zo waardeer, en tegelijkertijd dat bepaalde gevoel het leven in de ogen te kunnen kijken. Ik denk dat dat mij vooral als mens sterker maakt. Als de artiest ben ik ook gegroeid, maar het is vooral de mens die wakker wordt.’
Zo opent ‘En waar de sterre bleef stille staan’ ook. Als iemand die ontwaakt. ‘Ik open mijn ogen,’ zegt Van den Berghe over het shot; het allereerste beeld van hem als filmmaker. ‘Het shot was mooi, maar met schoonheid ben je niets,’ gaat de Vlaming verder. ‘Als je een film maakt, zoek je naar balans, evenwicht en vooral naar harmonie. Ik voelde een enorme harmonie in dat shot. De elementen die ik kreeg, visueel, auditief, het afwikkelen, het inkomen in de wereld. Het zetten van een toon, van een akkoord – want een akkoord bestaat uit verschillende noten in harmonievormen – dat was een openingsakkoord. Het staat ook los van de film, in zekere zin. Wat ik wil zeggen: het is de kaft van mijn boek.’
Nieuwe dimensies
Verder gaat de film, die het verhaal vooral met beelden vertelt. Armoedzaaiers Suskewiet, Pitje Vogel en Schrobberbeeck verdwalen op de terugweg naar het café in het winterse bos en zijn onverwacht als echte Drie Koningen getuige van de geboorte van Jezus. De keuze voor de acteurs met het Syndroom van Down maakte Van den Berghe weloverwogen: ‘Ik vind het interessant om met die gasten een film te maken waarin ze geen gehandicapte spelen. Dat ze een rol krijgen die ze kunnen spelen en dat we ze in die rol ook serieus nemen. Dat is denk ik nog nooit gebeurd. Dat een gehandicapte geen gehandicapte speelt. Ik vind het ook niet dat je bewust ziet dat ze acteren. Ik vind dat mooi, dat hakkelen. Omdat het tegelijkertijd ook de tekst tot leven wekt. Voor mij, snap je? Ik kreeg klanken die een nieuwe dimensie aan al die woorden gaven, aan al die zinnen. Ik kreeg een spel dat een nieuwe dimensie gaf aan al die handelingen en al die teksten. Dus het was zo non-complex, want ik vind de film, aan de basis, niet zo complex. Het is een boerenparabel. Maar omdat we het met die mannen spelen, omdat het op deze manier gebeurt, komt daar een sacraal niveau aan te pas. Van onschuld, want tussen die woorden zit zoveel. Alsof ze moeten vechten voor ieder woord. En daarom kan het nooit gelaagd worden, of pretentieus.’
De trilogie
De onschuld in ‘En waar de sterre bleef stille staan’ moet gepaard gaan met het verlies van onschuld in opvolger ‘Blue Bird’ – door Van den Berghe een ‘cinematische ervaring’ genoemd – en schuld in de nog te maken derde film ‘Lucifer’. Het drieluik zet zo de toon van de regisseur, met dicht bij elkaar liggende thema’s, en dat terwijl de eerste film oorspronkelijk nauwelijks de goedkeuring kreeg van zijn docenten op de filmopleiding. De afstudeerfilm met een budget van 9000 euro werd uiteindelijk toch gemaakt, en nadat een producent hem onder ogen kreeg, oppoetste en geselecteerd zag worden voor Cannes veranderde het leven van Van den Berghe compleet. ‘Ik had toch nooit gedacht dat hij ging uitkomen. Ik had al werk gevonden in een sandwichbar. Het filmverhaal was voor mij afgesloten.’ Maar binnen een mum van tijd werd het verhaal heropend, en nu lonkt de wereld voor de Vlaming, die zegt zich niet te veel op een ding te willen specialiseren. Vergelijkingen met grote regisseurs als Pier Paolo Pasolini, Béla Tarr en Alexander Sokurov werden gemakkelijk gemaakt, al had Van den Berghe zelf hun films nog niet gezien: ‘Ik heb ze wel opgezocht en ik zag dat er enorm veel parallellen waren. Ik voelde dat ik onbewust in de lijn van die traditie zat. Een audiovisuele traditie. Vertellers zijn ze, en effectief. Ik zie mezelf ook als verteller. Het verhaal is voor mij het allerbelangrijkste. Het visuele is ondergeschikt aan de emotie, aan het verhaal en het verloop.’
Zich bewust van zijn kunnen en niet-kunnen denkt de regisseur alweer verder dan een leven als filmmaker. Een opera, een drieluik schilderijen en een mogelijke poëziebundel behoren allen tot de mogelijkheden. Het is moeilijk voor te stellen dat de Belg ook deze vlakken niet zou kunnen beheersen, en de wereld te verbazen. In klanken, schitterende teksten of toch weer in beelden, waarschijnlijk, al klinkt er een statement van de regisseur nog lang door als waarschuwing voor de visueel ingestelden: ‘Met schoonheid ben je niets.’
Luuk Imhann