Interview Martijn Maria Smits (Waldstille)

Interview Martijn Maria Smits CinemagazineNadat zijn vrouw in een auto-ongeluk om het leven is gekomen, hijzelf zat aan het stuur, kiest Ben er voor om ver van zijn naasten in ballingschap te gaan. Pas na enkele jaren keert hij terug, met als enige doel zijn dan zesjarige dochter te weerzien. Het ingetogen ‘Waldstille’ vertelt niet alleen een verhaal over schuld en boete, maar is ook visueel een fraaie tour de force. In het Amsterdamse Lloyd Hotel weidt regisseur en scenarist Martijn Maria Smits uit over zijn film, maar ook over zijn ambities als regisseur en zijn visie op film in het algemeen. 


Talent

Een talent, zo noemt ondergetekende Martijn Maria Smits aan het begin van het interview. Smits reageert er bescheiden op. Feit is dat de jonge regisseur in korte tijd een interessant oeuvre aan het opbouwen is, niet wars van een stilistische handelswijze en subtiel, maar intens drama. In ‘Waldstille’ is dat niet anders. Hoe kwam hij op het idee van de film: “Er waren net een paar projecten van me afgewezen. Toen kwam er een volgende indieningperiode. In dit geval was het de Oversteek. Ik twijfelde of ik iets kon indienen. Toen kwam ik op het idee over iemand die niet weg wil gaan, waarvan de rest wil dat hij weggaat. Dat was ongeveer het enige idee.

Toen ben ik gewoon gaan schrijven over een man die terugkwam in zijn dorp waar niemand op hem zit te wachten. Je kent zijn verleden niet. En dan begint hij opeens een meisje, waarvan blijkt dat het zijn dochter is, te begluren. Zo is het min of meer ontstaan. In het begin speelde het zich nog af in de stad. Langzaam is het verplaatst naar het platteland, omdat het daar claustrofobischer is. Je kunt er niet vluchten. En in een dorp is een gemeenschap hechter. Een ongewenst iemand komt daar moeilijk doorheen. Ideeën ontstaan bij mij op vele verschillende manieren. Wat ik bijvoorbeeld ook fijn vind is het kijken van filmtrailers. Dan zit je op de helft van zo’n trailer en daar zie je dan een verhaal in. En dan hoop je dat de uiteindelijke film niet dat verhaal vertelt. Dat is vaak wel het geval, maar soms niet. Daaruit ontstaat dan een nieuw idee. Maar soms ontstaan ideeën ook gewoon op straat.”

Het verlangen

Wat opvalt aan de films van Smits is de eenzaamheid van de personages. Dat is het geval in ‘Waldstille’, maar ook in zijn vorige film ‘Voor Emilia’, waarin een eenzame vrouw onder een psychologische loep wordt gelegd. Het lijkt een voornaam thema te zijn voor de regisseur. Hij haalt een quote van schrijver Henry David Thoreau aan die de thematiek in zijn films goed samenvat: ‘The mass of man lead lives of quiet desperation.’ “Het zijn altijd personages die verlangen naar iets. Naar een huis, of terug naar het verleden. Het gaat vaak ook over ontwrichte families. Dan is er altijd één hoofdpersonage dat eenzaam is, maar ook dat verlangen heeft. In ‘Waldstille’ staat het kind symbool voor het leven. Een nieuwe toekomst. De toekomst van Ben is hem ontnomen. Hij hunkert daardoor terug naar het verleden. Iets wat ik zelf ook ontdekkend draag”.

Dat verlangen heeft dus ook een persoonlijke grondslag en werkt zodoende door in zijn films. “Ik denk dat elke film die je zelf maakt, of wat een maker doet, in zekere zin altijd biografisch is. Bij mij is dat ook zo. Een film is haast een soort gedicht, waarin je alles verbloemt. Het is dus niet één op één een vertaling.”

Waldstille, interview met Martijn Maria Smits - Cinemagazine

Binnenvetter

Toch zijn er overeenkomsten tussen Ben en Smits zelf. Beide zijn binnenvetters. Hoe gaat de regisseur daar mee om op de set? Enigszins lachend, maar met een serieuze ondertoon: “Wat ik moeilijk vind aan cinema is dat je de hele tijd moet samenwerken. Het liefst zou ik films helemaal zelf maken, er zelf in spelen, zelf de camera doen. Ik doe zelf al vaak de montage en ik schrijf zelf. Deze film heb ik met Frank van den Eeden (‘Full contact’, ‘Zurich’; WL) gedraaid en die heb ik hoog zitten. Maar ik keek ook erg tegen hem op. Als ik bijvoorbeeld iets anders wilde in de decoupage en hij twijfelde daarover, vond ik het moeilijk om mezelf te verdedigen. Ik denk niet dat ik een heel goed communicatief persoon ben. Maar met acteurs kan ik het juist wel goed hebben, omdat ik me voor niets schaam. Als acteur zijnde moet je ook geen schaamte kennen. Ik heb documentaire gestudeerd en heb daar geleerd dat als ik iets van jou wil hebben, ik me eerst zelf moet openstellen. Als ik jou bijvoorbeeld iets wil laten vertellen over liefdesverdriet, moet ik eerst zelf een verhaal vertellen over liefdesverdriet. Daardoor krijg jij ook het gevoel dat je iets kan zeggen of delen. Dat is een manier waarvan ik fijn vind om zo te regisseren. Ik schrijf ook altijd alsof ik een personage ben. Ben, het personage uit ‘Waldstille’, heet niet voor niets zo, ik Ben. Het maakt mij dan niet uit of het om een oude, eenzame vrouw als in ‘Voor Emilia’ of een vader van een kind als in ‘Waldstille’ gaat. Ik probeer het echt te schrijven alsof ik het zelf meemaak.”

Sportschool

De overeenkomsten tussen regisseur en het hoofdpersonage van ‘Waldstille’ hebben echter grotendeels een verschillende oorsprong. Het onvermogen tot communicatie van Ben (sterk vertolkt door Thomas Ryckewaert) is ook doelmatig: “In de eerste versies van de film zag ik een vrij agressief karakter voor me. Ik heb de acteur bijvoorbeeld naar een sportschool laten gaan. Het was belangrijk om een personage weg te zetten waarbij je gedurende de film het gevoel krijgt dat hij iets kwaads in zijn mars heeft. Aan het eind van de film moet je al toeschouwer denken dat hij zijn dochter iets gaat aandoen. Hij is bovendien vrij narcistisch en kan zich moeilijk in anderen verplaatsen.”

Reflectie

Niet alleen Ben is schuldig aan zijn gedrag. Het is breder dan dat. Ook de dorpelingen die hem zien terugkomen gedragen zich veelal verkeerd. Smits geeft aan dat hij geen maatschappijkritiek heeft willen geven, maar ziet in dat de mens vooral vanuit zijn eigen individu handelt. Het is de reden dat de vrouw van Ben gewoon bij hem instapt na het uitgaan. En dat zijn vrienden hem laten gaan, terwijl ze net daarvoor nog een lijntje coke deelden. Toch wil de regisseur niet over zijn personages oordelen: “Ik kan wel van iedereen een slechterik maken. Maar ik vind het belangrijk dat de personages ook sympathie opwekken. En dat ze uiteindelijk over zichzelf gaan reflecteren, zoals wij dat ook doen. Dat ze zelf gaan nadenken over wat ze meemaken. En zelf hun keuzes gaan maken. Ik reik ze een goed eindpunt aan, alleen ik maak het niet helemaal af. Het is aan henzelf hoe het verder moet. Ik probeer de karakters niet te intellectualiseren of te romantiseren. Maar ze van vlees en bloed te maken, net zoals wij. In de hoop ook dat we er iets van onszelf in terug zien.”

Speciaal zijn

Het documentaireverleden van Smits laat hier zijn gezicht zien. Toch heeft hij al vroeg in zijn carrière de overstap naar fictie genomen: “Ik vond het als documentairemaker moeilijk om mensen hard te verfilmen, daarom wil ik liever mezelf hard verfilmen. Ik wilde dingen bovendien als snel in scène zetten, merkte ik al snel. Maar het liefst zie ik een combinatie van de twee. Ik heb ‘Waldstille’ met professionele acteurs gedaan. Dat wil ik bij mijn volgende films eigenlijk niet meer doen. We hebben in Nederland weinig geld, en dan worden ze nog niet eens heel goed bekeken. Ik denk dat we iets te winnen door speciaal te zijn. Met ‘Waldstille’ heb ik dat geprobeerd met de beeldtaal. Om het cinematografisch strak te krijgen. Wat meer rigide, waar dat normaal altijd handheld is. Daardoor werk ik ook gedwongen om met acteurs te werken, omdat die daar gevoelsmatig beter mee om konden gaan. Er zitten in ‘Waldstille’ veel scènes met verstilling. Ik weet niet of dat zou gelukt zijn met non-acteurs. Maar non-acteurs kunnen wel wat speciaals brengen. Daar wil ik naar op zoek. Bovendien kan ik het budget dan klein houden.”

Ambitie

Kleine films, die zou de regisseur het liefst maken. Maar hij heeft meer uitdagingen: “In ‘Waldstille’ wilde ik graag een cinematografische taal neerleggen. Dat was althans mijn streven. Wat ik wel gemist heb, en wat ik bij andere films wel kon, waren langere scènes waarin meer geïmproviseerd kon worden. Uiteindelijk heb ik veel meer lol met dat soort scènes, zoals die scène met Ben in de school, waar hij zijn dochter probeert mee te krijgen. In dat soort scènes kan ik de acteurs in het diepe gooien en ermee gaan bouwen, in tegenstelling tot de meer verstilde scènes waarvan ik niet precies weet wat ik er aan kan toevoegen. Ik zou mijn volgende film niet alleen weer met non-acteurs maken, maar ook weer wat nieuws doen met taal. Wat me fascineert aan film is bovendien dat je als filmmaker verschillende levens kan leiden. En van al die verschillende personages kan je ook weer leren. En weer nieuwe ideeën opdoen.
Waldstille, interview met Martijn Maria Smits - Cinemagazine
Uiteindelijk wil ik vooral kleine films maken. Waarbij ik zelf camera doe. En iemand anders het geluid laten doen. En dat is het. Ik ben bevriend met Pedro González-Rubio. Die heeft ‘Alamar’ gemaakt. Dat is ook een hele kleine film, over een jongetje dat zich bij zijn vader gaat terugtrekken in het oerwoud. Dat is ook documentair, alleen het begin en het einde is fictie. Ik hou ook onwijs van Cassavetes. Met meer acteurs, een paar ruimtes en heel veel dialoog. Alleen je kunt dat wel willen, je moet het ook schrijven. Dat is het moeilijke. Ik hoop dat er ooit een scenarist naar me toe komt die me een goed script aanreikt.”

Acteerregie

Loslaten van personages lijkt dan het devies. Wat is dan nog de invloed van de regisseur: “Als regisseur kan je dan eigenlijk niets. Je zegt alleen iets als de acteurs iets fouts doen. Of soms, als iets beter kan, ze daar naartoe sturen. Maar vooral corrigeren. Het belangrijkste voor mij is om acteurs te inspireren. En te motiveren. In plaats van te streng te zijn en zeggen wat ze moeten doen. Wat ik ook moeilijk vond bij ‘Waldstille’ was de positie van de camera. Normaal is die ondergeschikt aan de acteurs, maar hier was het in veel gevallen andersom doordat de camera zo rigide vaststond. Als de acteurs het kader uit zouden lopen, zou er niks meer zijn. Normaliter gaat de camera gewoon met ze mee.

Ik repeteer haast ook niet. Ik zou het wel willen, maar dan wel op de set. Ik zie niet zoveel nut in het repeteren in een studio. Op de set kunnen ze al makkelijker improviseren. De kusscène zoals in de film hebben we bijvoorbeeld één keer gerepeteerd, op handelingen. Een eerste kus, ook voor acteurs, is altijd een beetje ongemakkelijk. Als je dat te veel zou doen, raak je de spontaniteit kwijt. Ook houd ik er niet van als je van te voren al helemaal weet hoe de film er uit komt te zien. Dan hoef je hem haast niet meer te maken. Ik hou juist van zo’n scène op de school. Die neem ik dan zes keer op, en elke keer moet je iets voor die kinderen bedenken om het spontaan te houden.”

Cannes

Voor haar hoofdrol in ‘Voor Emilia’ won Loes Schnepper een Gouden Kalf voor beste actrice. In hoeverre is dat voor de regisseur zelf belangrijk: “Ik ben, als filmmaker, een heel onzeker persoon. Op zich stellen de Gouden Kalveren in Nederland niets voor. In het ene jaar zijn er wat mindere films, en in het andere juist weer heel goede. Als je dan net toevallig een betere film hebt in een wat minder jaar, dan heb je hem al zowat gewonnen. Maar het geeft evengoed wel een kick. Een extra motivatie. Om door te willen gaan. Films als ‘Waldstille’, daar gaat bijna helemaal niemand naar toe. Dit soort films maak je haast voor festivals. Het is naar om te zeggen dat je het alleen voor de prijzen doet. Maar het geeft wel stimulans. En doorzettingsvermogen. Het toont: Ik ben goed bezig en moet gewoon niet naar anderen luisteren. Een stimulans. Cannes is daarbij altijd mijn streven. Ook voor ‘Waldstille’. Er is niets zo naar dan dat alles eindelijk af is, je stuurt het op naar festivals en het komt op allerlei shortlists te staan, maar uiteindelijk het dan niet geselecteerd wordt. Man, man, man. Je wilt het niet weten.”

Kwetsbaar

Die afwijzingen motiveren Smits niet. Ook een slechte recensie kan hem grieven: “Mijn eerste speelfilm kreeg één ster in de Filmkrant. Dat doet je gewoon iets. Waardoor je een soort van verlamd raakt. Er worden zoveel flutfilms gemaakt in Nederland. En die krijgen dan wel vier sterren. Ik blijf wel gewoon altijd doorgaan. Vertrouwen dat andere mensen in je geloven is voor je zelfwaarde echter toch belangrijk. Ik kom uit een klein dorp in Brabant. Waar niemand filmmaker is. Als ik daar dan kom, is iedereen een soort van trots op me. Alleen als een film dan niet goed wordt ontvangen… Daar ben ik wel heel kwetsbaar in. Mijn ouders wilden ook nooit dat ik kunstenaar werd. Uiteindelijk mocht ik, na al mijn mislukte opleidingen, fotografie studeren. In het derde jaar kon ik kiezen tussen fotografie en visuele kunst en heb ik voor het tweede gekozen. Zo is het begonnen te rollen. Maar ik heb altijd het gevoel gehouden dat ik mezelf moet bewijzen. Wat als het straks niet lukt en mijn ouders hebben gelijk. Zeker nu de leeftijd begint te vorderen heerst dat gevoel. Je kunt niet meer terug. Ik zie mezelf ook niet als een talent. Meer als een grote loser. Anders was ‘Waldstille’ wel in Cannes in première gegaan. Want dat blijft mijn verlangen. Cannes.

Wouter Los
Foto bovenaan het interview (c): Martijn Maria Smits, scènefoto’s uit ‘Waldstille’ (c) Anouck Wolf