Interview Steven de Jong (‘Leve boerenliefde’)

Enschede, Wolff Cinestar, vrijdag 17 mei 2013

Steven de Jong is bekend van oer-Hollandse familiefilms als ‘De schippers van de Kameleon’ (2003) en het vervolg daarop (2005) en ‘De scheepsjongens van Bontekoe’ (2007). Hij liet de legendarische Elfstedentocht uit 1963 herleven in ‘De hel van ’63’ (2009) en maakte de ultieme paardenmeisjesfilm, ‘Penny’s Shadow’ (2011). Voor het scenario van ‘Leve boerenliefde’ (2013), een romantische komedie voor het hele gezin, raakte Steven geïnspireerd door het immens populaire tv-programma “Boer zoekt vrouw”, waarmee presentatrice Yvon Jaspers al weer zes seizoenen lang miljoenen kijkers aan de buis gekluisterd houdt. Dat betekent gegarandeerd succes, want een deel van die mensen zal graag voor een gezellige familiefilm met dat geliefde thema naar de bioscoop trekken, nietwaar?

Volksvermaak
Toch beseft de filmmaker wel terdege dat ‘Leve boerenliefde’ niet iedereen zal behagen. “Van te voren weet ik al dat de zogenaamde kwaliteitskranten, zoals Het Parool en het NRC, deze film te commercieel vinden. Er zitten te veel BN’ers in en hij is niet arty genoeg. Maar ik blijf er bij dat ze een film moeten beoordelen waarvoor hij bedoeld is. Dit is volksvermaak, een lekker hapklaar brokje entertainment. Het hoeft niet je cup of tea te zijn, maar verplaats je tenminste in de doelgroep.” Steven geeft aan dat hij inmiddels – ‘Leve boerenliefde’ is zijn tiende film – wel een beetje gehard is. “Ik heb geleerd om met kritiek om te gaan. Maar natuurlijk vind ik het leuk als iemand positief over je schrijft, dat heeft iedereen. Het zou me ook iets doen als mijn buurvrouw zegt dat ze de film niet leuk vindt. Het voelt immers altijd persoonlijk. Je legt je ziel en zaligheid er in, je werkt twee jaar lang keihard aan zo’n film en doet je best om dat zo goed mogelijk – binnen de mogelijkheden natuurlijk – te doen. Dan hoop je dat men dat ziet, en daar waardering of respect voor heeft.” Steven geeft toe dat hij graag films maakt voor een breed publiek. “Ik ben zelf ook een gemiddelde Nederlander, dus dat sluit het meest op mij aan. Met dit soort films heb ik nu eenmaal de meeste affiniteit.”

“Bek dicht en draaien maar.”
Steven de Jong is naast regisseur, scenarioschrijver en acteur ook producent. “Ik noem mezelf maker. Ik probeer films te maken, zo goed mogelijk. Ik ben gaan produceren, omdat ik voor mijn eerste film geen producent kon vinden. Niemand stond op mij te wachten en toen een rondje langs de velden niets opleverde, dacht ik “Dan doe ik het zelf wel. Ik heb lootjes verkocht, een wedstrijd koekhappen georganiseerd en uiteindelijk is het gelukt.” Hij vervolgt: “Een producent bepaalt voor een groot deel hoe het wordt. Ik ben van huis uit ondernemer, dus het eigen dingen doen heb ik zo veel mogelijk vol gehouden. Ik wil sowieso producent zijn van mijn films, anders heb ik niets te vertellen. Dan is het “Bek dicht en draaien maar.” Ik wil daar toch graag grip op houden.” Zou hij zichzelf een controlfreak noemen? “Nee, dat valt wel mee,” lacht Steven. “Maar ik ben wel iemand van de eigen verantwoordelijkheden. Ik ga er van uit dat de acteurs met wie ik werk, zelf hebben nagedacht over hun rol. Dat deed ik zelf ook toen ik acteerde, en ik werd er erg ongelukkig van als een regisseur mij ging vertellen wat ik moest doen. Ik voelde me dan net een marionet en had de neiging om te vragen waarom diegene zo in mijn nek stond te hijgen. Dus ik regisseer op de manier zoals ik zelf geregisseerd had willen worden. Dat geldt echter voor het hele team. De gaffer, de cameraman, iedereen moet zijn werk op zijn manier doen.”

Goud
Een gevleugelde uitspraak van Steven was altijd “Dit is goud”, als hij iets erg goed vond. Maar perfectie is niet iets dat hij denkt dat hij kan bereiken. “Ik geef nooit een tien, alhoewel ik jaarlijks van veel films kan genieten. Ik denk dat het altijd beter kan. En daarin ben ik vast niet alleen. Als je een filmmaker van een film die ik extreem goed vind, ernaar zou vragen, zal diegene ook zeggen dat ze tot 85 % zijn gekomen. Het is altijd maar net wat binnen de mogelijkheden ligt. Ook al heb je 180 miljoen dollar te besteden, ook die filmploeg zal zeggen dat het fijner zou zijn geweest als ze een weekje langer hadden kunnen draaien. Het is nooit genoeg. Maar het kan wel goed genoeg zijn.”

Budget
Steven heeft geen goed woord over voor regisseurs die zich menen te kunnen veroorloven over het vooraf vastgestelde budget heen te gaan. “Ik vind dat dat niet kan. Het is een commitment naar de producent, en in het verlengde daarvan ook andere mensen en bedrijven, dus is het mijn verantwoordelijkheid. Ik ben nog nooit over mijn budget heen gegaan. Ik vind dat een belangrijk onderdeel van mijn werk, ik ben daar heel streng in. Daarom is de draaiplanning heilig. Ik hou mij strak aan het script, anders had ik het vooraf maar anders moeten bedenken. Maar binnen de range, de mogelijkheden, ben ik wel flexibel.”

Slordigheid
Tijdens het filmen ontstaat er vaak iets nieuws, iets verrassends. Dat heeft te maken met Stevens manier van filmen. “Hoewel ik veel respect heb voor regisseurs als bijvoorbeeld Ben Sombogaart, wiens films heel gestileerd zijn, is mijn handtekening anders. Ik heb een bepaalde slordigheid, maar daar hou ik van. Ik begrijp best dat mensen daar aan moeten wennen, ik hoor dan bijvoorbeeld “hij doet maar wat,” maar als ze vertrouwen hebben, komt het goed. Ik geniet van het gevoel te hebben dat alles kan, go with the flow. Ik vind dat belangrijk. Daar kan niet iedereen mee omgaan. De een vindt het fantastisch, maar de ander wil graag meer ondersteuning en dagen van te voren een shotlist, het liefst nog getekend.” Zijn specifieke manier van werken heeft natuurlijk tot gevolg dat Steven voorkeuren heeft. “Er zijn inderdaad een aantal mensen met wie ik graag samenwerk, en een paar met wie ik liever niet werk. Ik ben wel trouw aan mensen.”

Rense Westra
Een goed voorbeeld van zo’n trouwe samenwerking is Rense Westra, die in ál Stevens films zit. “Rense is een speciaal geval. Ik heb met hem een commitment voor het leven. Dat heeft te maken met de start van onze samenwerking. Het ging slecht met hem, maar ik vond het een fantastisch acteur. Hij was verslaafd, het was een drama. Ik heb hem verteld dat het niet de bedoeling kon zijn dat hij aan een touw ging hangen en heb hem met de hand op mijn hart beloofd dat zolang ik films mag blijven maken, ik hem altijd meeneem. Dat is in 1994 afgesproken en we zijn nu twintig jaar verder. Het is geen harde werker, je moet hem regelmatig een trap onder zijn hol geven, maar hij is heel talentvol en mensen met wie hij samenwerkt zijn het unaniem met mij eens. Hij heeft maar één manco: hij kan zichzelf niet verkopen en dat is nadelig geweest voor zijn carrière. Hij kan zich meten met de beste acteurs van zijn generatie.”

Plattelandsjochie
Hoewel de filmmaker in veel van zijn films als thema stad versus platteland heeft, heeft hij als plattelandsjongen geen problemen met het wonen in een stad als Amsterdam. “Ik heb er tien jaar gewoond, uit praktische overwegingen. Prima wonen, daar niet van, maar verder heb ik er niets mee. Ik vind het echter leuk om te spelen met het thema, met de vooroordelen die er heersen, ook op het platteland.” Toen Steven zijn carrière begon verbaasde hij zich erover dat er zoveel randstedelijke drama’s op TV werd uitgezonden. “Als jochie keek ik naar “Sil de strandjutter”, “Op hoop van zegen”, “Bartje” en “Dagboek van een herdershond”. Toen ik ging werken, speelde alles zich af in de Jordaan. Ik vroeg me af waarom dat was, want visueel is er veel meer. Films op het platteland zijn interessant en ik vond dat ik daar in moest springen. Het ligt dicht bij me, dus “laat mij dat maar doen”, dacht ik.”

Bevroren bek
In het verlengde daarvan zegt Steven dat hij het liefst op echte locaties draait. Het gebruik van green screens wil hij zoveel mogelijk vermijden. “Als het écht kan, wil ik het echt. Ik word er soms om uitgelachen, maar het resultaat is altijd minder als je een groen scherm gebruikt. Bij ‘De hel van ’63’ werd mij gezegd: “Dit kun je ook in Nederland schieten.” maar als je in Lapland bij min 20 graden Celcius staat te filmen, wordt je huid anders en je kunt bijna niet meer praten. Dan kun je wel zeggen dat het zo’n goede acteur was, maar man, hij had gewoon een bevroren bek, hij had het hartstikke koud gehad!” grinnikt Steven. Hij meent dat er tegenwoordig vaak andersom gedacht wordt. “De trukendoos gaat al open voordat er een echte oplossing gezocht wordt. Maar ja, de een houdt van de trukendoos, ik juist niet. Ik hou van de chemie tussen mensen en de omgeving.”

De toekomst
Onlangs werd bekend dat Steven een film wil maken over radiostation en zendschip Veronica. Het is nog niet bekend in wat voor vorm dat project wordt gegoten. Zoals in ‘De hel van ’63’ zou het misschien interessant zijn om historische beelden toe te voegen, maar, aldus Steven, “het moet wel een toevoeging zijn. Als het geen meerwaarde heeft, moet je het er niet geforceerd in gaan zitten proppen.” De juridische kant heeft wel een beperkende werking op het maken van films. “Je moet je bij alles afvragen of iets wel kan, je moet alles tackelen. Dat was ook zo bij ‘Leve boerenliefde’. Daten is niet nieuw, boeren die daten is ook niet nieuw. Maar ik heb geen enkele illusie dat je iets kan bedenken wat nog niet is gedaan. Alle verhalen komen op hetzelfde neer. Het is een combinatie van verschillende accenten en momenten, net als met muziek.” Steven werd voor ‘Leve boerenliefde’ niet alleen geïnspireerd door ‘Notting Hill’, ook ‘Gladiator’, een film die hoog op zijn favorietenlijstje staat, leverde een idee op. “Er zit een shot in van een graanveld en dat wilde ik ook proberen. En dat is gelukt. Het is machtig mooi geworden.”

Steven is verder onder andere bezig met het verfilmen van ‘Holland onder het hakenkruis’, geïnspireerd door de bestseller van Piet Prins (1961), maar het eerstvolgende project is de verfilming van de pestroman Stuk van Judith Visser. “Die ga ik dit najaar in eigen beheer draaien. Ik ben nog bezig met het script, samen met Dick van den Heuvel. Daar ben ik nog niet helemaal tevreden over. We vullen elkaar echter goed aan. Dick is goed in dialogen, terwijl ik dat moeilijk vind. En hij is weer minder goed in de structuur, en dat vind ik leuk om te doen.” Steven vervolgt dat hij ‘een verhaal vertellen’ het mooiste aspect van film maken vindt. “Ik wil mensen raken. Of dat nu op een positieve manier is, door ze te laten lachen, of juist op emotionele wijze, door ze tot tranen te roeren. En alles wat daar tussen in zit.” Het lekker luchtige ‘Leve boerenliefde’ laat het publiek in elk geval achter met een vrolijk gevoel.

Lodi Meijer