JCVD (2008)

Regie: Mabrouk El Mechri | 97 minuten | actie, drama, komedie, misdaad | Acteurs: Jean-Claude Van Damme, François Damiens, Zinedine Soualem, Karim Belkhadra, Jean-François Wolff, Anne Paulicevich, Liliane Becker, François Beukelaers, John Flanders, Saskia Flanders, Dean Gregory, Kim Hermans, Janine Horsburgh, Vincent Lecuyer, Raphaëlle Lubansu, Steve Preston, Paul Rockenbrod, Alan Rossett, Norbert Rutili, Jesse Joe Walsh, Leslie Woodhall, Mourade Zeguendi

Er zullen weinig mensen zijn die het voor mogelijk hadden gehouden dat de naam “Jean-Claude van Damme” en de woorden “arthouse film” en “goed acterend” in dezelfde zin kunnen voorkomen, maar het zelfbeschouwende komediedrama ‘JCVD’ maakt dit bewaarheid. Deze film van de jonge Franse regisseur Mabrouk El Mechri is een meta-film over Jean-Claude van Damme’s sterrendom, of liever, over ouder worden, zijn in het slop geraakte carrière, en de persoonlijke problemen die hij (mede hierdoor) ondervindt. Tegelijkertijd is het een (bank)gijzelingsdrama in de stijl van ‘Dog Day Afternoon’, hoewel dit niet veel meer is dan een context of een kapstok om Jean-Claude Van Damme’s persoon en carrière te parodiëren en serieus te bespreken. In een opmerkelijke, minutenlange monoloog richt de spierbundel zich zelfs rechtstreeks tot de kijker om een soort openbare biecht af te leggen. Kortom, de Van Damme-fans die het betere beuk- en trapwerk verwachten, kunnen deze film beter overslaan (of na 5 minuten afzetten). Wie echter geïnteresseerd is in een boeiende satire over de filmindustrie en de vloek van het ouder worden of Van Damme wel eens van een andere kant wil zien, heeft met ‘JCVD’ een prima film te pakken.

‘JCVD’ begint met één virtuoze long take, waarin Van Damme zich trappend, slaand, en schietend een weg baant uit een hoog gebouw, wat de film even de vorm lijkt te geven van een greatest hits-compilatie van Van Damme’s “beste” films. Maar er is al snel te zien dat er iets “mis” is. Zo is de timing van de vallende slachtoffers van Van Damme niet altijd perfect en is in één geval heel duidelijk te zien dat een klap van de “Muscles from Brussels” het gezicht van zijn aanvaller met een flinke marge mist, maar deze toch tegen de grond gaat. Even later is te zien dat het om een film in een film gaat. Een jong knulletje met zonnebril op de regisseursstoel roept “cut” en Jean-Claude komt hijgend op hem af klagend dat hij zo’n lange take niet meer in één keer kan doen op zijn 47-jarige leeftijd. Het kind is niet onder de indruk, ook niet wanneer hij hoort dat Van Damme John Woo aan Amerika heeft geïntroduceerd met ‘Hard Target’.

Het is een discussie waarin hij later met een van zijn gijzelnemers met de naam Arthur – een fan – weer in verwikkeld raakt. “Zonder jou was hij nu nog duiven aan het schieten in Hong Kong” steunt de man Van Damme, die even eerder zijn ongenoegen heeft geuit dat Steven Seagal zijn laatste filmrol heeft ingepikt… omdat hij bereid was zijn karakteristieke staartje af te knippen. Van Damme heeft aan Arthur een goede medestander, tot het gênante aan toe. Zo moet een gijzelaar gaan staan met een sigaret in zijn mond zodat Van Damme het er met een hoge trap uit kan trappen. Na lang aandringen doet hij het eindelijk, een staande ovatie van Arthur ontvangend. Maar niet iedereen is even goed over Jean-Claude te spreken in de film. Een zeurderige taxibestuurder vindt hem in zijn films beter en sympathieker dan in het echt, en de advocaat van zijn vrouw probeert zijn integriteit en morele waarden door het slijk te halen door – tijdens een pijnlijke voogdijzaak om zijn dochter – een stapel dvd’s op de rechtbank te presenteren waarin hij mensen op allerlei brute manieren onschadelijk maakt (met als resultaat een verbrijzeld hoofd, gekneusde ribben, gebroken armen, et cetera). Wanneer hij de bank lijkt te hebben overvallen en flink in de media komt is hij in ieder geval in heel België een grote ster en zijn naam wordt door de mensen op straat, buiten de bank, continu gescandeerd, net zoals bij Sonny (Al Pacino) gebeurde in Sidney Lumets ‘Dog Day Afternoon’.

Van Damme laat warempel zien dat hij kan acteren. Misschien is het omdat hij in feite zichzelf speelt, omdat hij zijn eigen taal spreekt, of omdat hij nu eens goed kan zeggen wat hem dwars zit, maar hij komt zowaar overtuigend over. Hij is zelfs grappig hier en daar. In zijn indrukwekkende, ontboezemende, en aandoenlijke monoloog vertelt hij over zijn misstappen, zijn dromen en zijn angsten. Over de manier waarop hij in Hollywood terecht is gekomen, als kleine jongen die dacht dat alles mogelijk was, over zijn aanraking met drugs toen het minder ging, over zijn verschillende vrouwen, van wie hij allemaal nog houdt, wat de bladen ook mogen schrijven, en over zijn uiteindelijke prestaties op deze wereld. Hij vindt dat hij nog niet iets heeft gedaan wat echt van waarde is, en bovendien heeft hij er moeite mee dat velen met meer talent dan hijzelf niet zo’n succes hebben behaald of zullen behalen als Van Damme in zijn jonge jaren.

De monoloog staat los van de plot van de film en Van Damme doorbreekt hiermee spontaan de “vierde wand” door direct het publiek aan te spreken, maar het praatje voelt gek genoeg niet heel erg bevreemdend aan. Misschien omdat de gehele film al reflectief en knipogend was en in feite de hele tijd al een spiegel vormde tot de ziel van Van Damme. Wat de acteur hierna echter ook nog gaat doen – een heuse comeback zou mooi zijn – hij hoeft zich in ieder geval geen zorgen te maken of hij wel iets van waarde heeft nagelaten. Wellicht dat hij als bonafide actieheld in een (semi-)dramatische rol kan terugkeren. Want, ook al mogen we blij zijn dat er met ‘JCVD’ een acteur (her)boren is, het zou zonde zijn als we zijn dodelijke hoge kicks moeten missen.

Bart Rietvink