Jiang Hu – Blood Brothers (2004)

Regie: Wong Ching Po | 81 minuten | actie, drama, misdaad | Acteurs: Andy Lau, Jacky Cheung, Shawn Yue, Edison Chen, Chien-lien Wu, Eric Tsang, Norman Chu, Yuan Lin, Kiu Wai Miu, Kara Hui, Ka Tung Lam, Suet Lam, Donna Chu, Ping Ha, Tony Ho, Doi-yung Ng, Chapman To, Ching Wong, Shu Tong Wong, Yat Tung Wong, Courtney Wu

Mooi gegeven: de bloedbroeders proberen elkaar te helpen en te beschermen, zoals ze altijd gedaan hebben. De ene, die eigenlijk de baas is, veroordeelt brute methoden van de ander. “Je kunt niet zomaar iedereen doodmaken, dan blijft er niemand over om voor je te werken.” In wezen heeft hij gelijk, maar of dat nu ook zo is, moet nog blijken. De twee gangstervrienden hebben een soort ‘laatste avondmaal’, terwijl buiten (letterlijk) de grote machtsstrijd woedt die zal aantonen wie van hen het bij het rechte eind heeft en wie de nieuwe baas wordt.

In de Hong Kong gangsterfilm traditie is geweld net zoiets is als je veters strikken of een boterham eten. Er wordt overigens sowieso veel gegeten in Aziatische gangsterfilms, net als in Amerikaans-Italiaanse. De locatie van ‘Het laatste Avondmaal’ (was ook een mooie titel geweest!) is prachtig, het roept, gek genoeg, een beetje Peter Greenaway associaties op, wat qua beeld zeker een compliment is.

Goed, maar dan. Je komt uit Hong Kong, je bent een jonge, veelbelovende regisseur en je kent je klassiekers. Je hebt het geld bij elkaar en je hebt zelfs een paar grote namen, waaronder Andy Lau (onder andere van ‘Infernal Affairs’ en ‘House of the Flying Daggers’). Toch redt je film het niet. Hoe kan dat? Men zegt wel eens: “een goede film is een goed verhaal, dat goed wordt verteld.” Dit is een goed verhaal, maar het wordt niet zo goed verteld.

Andy Lau bevestigt zijn status als ster en klasse acteur; hij is de enige die echt overtuigt, de rest rommelt er een beetje omheen. Vooral Wing en Turbo, twee belangrijke personages, komen niet uit de verf, met name door matig acteerwerk, maar wellicht ook door de regie. Het blijkt in ieder geval wel weer dat een bekende formule en grote namen niet genoeg zijn voor een geslaagde film.

De camerashots zijn een aardige poging, maar het oogt druk allemaal, chaotisch en over the top, zonder dramatische onderbouwing, mooi filmen om het mooi filmen, leeg. Personages in slow-motion introduceren (John Woo trucje) kan werken, maar dan moet het karakter de status die dat suggereert wel waarmaken. En zet er alsjeblieft wat betere muziek onder. Verschillende keren is die tenenkrommend slecht, goedkoop, zoals in dat ene shot waarin de twee ambitieuze criminelen in een discotheek op hun baas aflopen.

Het verhaal wordt te fragmentarisch verteld. De puzzelstukjes vallen uiteindelijk wel in elkaar, maar hoewel de ontknoping best verrassend is en niet per sé ongeloofwaardig, grijpt hij je niet bij de strot, omdat er niet lekker naartoe wordt opgebouwd. Bovendien hebben de makers het einde er echt net iets té dik bovenop gelegd.

Veel loose ends: die discobar eigenaar, wat is zijn rol in het geheel? Hij is een ‘baas’, maar ook een softy, de jongens (Wing en Turbo) stellen nog niets voor, ze zijn niet connected, maar spelen toch met hem. En die vermoorde broer van Wing, wie deed het en waarom? Het wordt niet duidelijk.

De film mist een duidelijke, voelbare lijn, een visie waarlangs de regisseur goede keuzes van foute had kunnen onderscheiden. Wat rest is een chaotische film vol niet-waargemaakte beloftes.

Arjen Dijkstra