Kung Fu Hustle – Gong Fu (2004)

Regie: Stephen Chow | 95 minuten | actie, komedie | Acteurs: Stephen Chow, Yuen Wah, Yuen Qui, Leung Siu Lung, Shengyi Huang, Kwok Kuen Chan, Chi Chung Lam

De Engelse uitdrukking “everything but the kitchen sink” is goed om de stijl van Stephen Chows nieuwste over-de-top actie-extravaganza ‘Kung Fu Hustle’ te beschrijven, aangezien niets te gek is in deze hilarische film. De film is een persiflage op traditionele kung fu films en Hollywood gangsterfilms, met nog vele referenties erbij gegooid. Zo is de film om te beginnen erg cartoony. Soms behoorlijk letterlijk. In het begin van de film zien we hoe een man een draai om zijn overspelige oren krijgt van zijn vrouw, de huisbazin van een appartementencomplex in Pig’s Sty Alley. Of liever, we zien het resultaat: de man, overduidelijk een pop, wordt uit het raam gegooid en stuitert heel droog via wat kraampjes en objecten naar beneden alvorens hij op de grond belandt. En van dit punt wordt het alleen maar absurder. We horen hoe de huisbazin als een razende door haar huis heen rent, waarna we haar seconden later buiten zien verschijnen, maar het wordt pas echt extreem wanneer ze een man in Roadrunner stijl achtervolgt over de snelweg, over een auto springt en tegen een reclamebord kwakt, waar ze langzaam als een pannenkoek vanaf glijdt. Zo’n film is het dus.

In de eerste scènes maken we kennis met de in zwarte pakken gehulde bijlgangsters die doen denken aan ‘Reservoir Dogs’, helemaal wanneer de leider (Brother Sum [Kwok Kuen Chan]) op een gegeven moment een spottend Michael Madsen-dansje doet voordat hij zijn slachtoffer te grazen neemt. Er zitten ook verschillende ‘Matrix’-momenten in de film, zoals een slow-motion kogel die uit de lucht wordt geplukt door een Kung Fu-meester. De meest uitbundige hommage aan deze film vindt aan het einde van de film plaats, wanneer de voormalige antiheld eigenlijk de “Ene” blijkt te zijn en een leger vol bijlgangsters in zwarte pakken nonchalant weet te bevechten en op verschillende manieren omver weet te kegelen. Net als voor ‘The Matrix’ en ‘Crouching Tiger, Hidden Dragon’ tekende de grote Kung Fu (stunt-)specialist Yuen Woo-Ping voor de choreografie van de vechtscènes. Dit zorgt ervoor dat de film naast een erg amusante parodie op Kung Fu films is, ook nog een aardige Kung Fu-film is in eigen recht. Hoewel er flink wat computer en kabel-assistentie plaatsvindt in de gevechten zit er gelukkigook nog een aantal mooie “puur natuur” vechtscènes in, die in hun directheid en energie wat aan oude Bruce Lee-films doen denken.

Maar het over-de-top werk is ook bijzonder inventief en vaak grappig. Een vrouw die met haar leeuwenbrul haar tegenstanders omver blaast, een guqin (een traditioneel Chinees snaarinstrument) dat onzichtbare zwaarden afvuurt op onze terugvechtende helden, een als een pad rondspringende Kung Fu meester, er is genoeg te beleven in de wondere wereld van Stephen Chow.

Chow zelf speelt de onhandige Sing die, samen met zijn zwaarlijvige kameraad (Chi Chung Lam), graag een carrière als gangster wil beginnen. De scène waarin het tweetal aankomt in Pig’s Sty Alley, niet wetend dat er verschillende Kung Fu specialisten wonen, en zich voordoet als leden van de bijlgang, is werkelijk om je te bescheuren. Chings dikke sidekick moet geknipt worden, wat in enkele seconden vlekkeloos gebeurt, maar volgens Ching is het te netjes. Een gangster moet er namelijk een beetje ruig uitzien. Hij wijst op de geschilderde bijlen op de borst van zijn maatje, om de dorpeling angst in te boezemen. De geknipte sidekick is echte inmiddels in slaap gevallen. Hoe dan ook, Ching weigert te betalen en daagt de kapper en zijn kameraden uit tot een gevecht. De scène waarin hij steeds iemand uitkiest om tegen hem te vechten is hilarisch. Hij denkt steeds makkelijk af te zijn, door bijvoorbeeld een oud vrouwtje of een klein kereltje uit te kiezen, maar blijkt dan geconfronteerd te worden met een geduchte tegenstander wanneer de betreffend persoon uit de groep naar voren stapt.

Hoe klunzig ook, op een gegeven moment krijgen ze een opdracht van de échte bijlgangsters om zich te bewijzen, wat voor enkele zeer grappige momenten zorgt. En het semi-romantische achtergrondverhaaltje over de gedesillusioneerde Ching (als kind) en een meisje met een lolly is zelfs, naast droogkomisch, enigszins ontroerend te noemen.

Maar de film is vooral een knotsgekke verzameling van steeds absurder wordende stunts en eigenaardige personages. Niet alles werkt helaas even goed. Sommige grappen zijn flauw, bepaalde actiescènes en stukken in de film zijn wat eentonig of saai, en er wordt ietwat veel gebruik gemaakt van computeranimatie. Toch is het grootste gedeelte van de film gewoon onweerstaanbaar. Zelfs scènes waar je eigenlijk niet om wil lachen, weten je toch vaak op een zwakke plek te raken door hun overdreven energieke of cartooneske benadering. Geef je dus maar gewoon over aan ‘Kung Fu Hustle’, want tegenstribbelen is zinloos.

Bart Rietvink

Waardering: 4

Bioscooprelease: 14 juli 2005