La strada (1954)

Regie: Federico Fellini | 98 minuten | drama | Acteurs: Anthony Quinn, Giulietta Masina, Richard Basehart, Aldo Silvani, Marcella Rovere, Livia Venturini

Dat Federico Fellini een zwak had voor de bijna surrealistische aspecten van de werkelijkheid wordt wel duidelijk door zijn vele eerbetonen aan het circus- en artiestenbestaan in zijn films. ‘La strada’ kan wat dat betreft gezien worden als een sleutelfilm in zijn oeuvre. Het verhaal van de barse krachtpatser Zampanó en zijn eenvoudige assistente Gelsomina geeft Fellini alle kans om zijn persoonlijke draai te geven aan de werkelijkheid.

‘La strada’ toont het armoedige Italië waarin mensen hard werken zonder veel te verdienen, bijvoorbeeld als rondreizend artiest. Zo’n bestaan biedt weinig ruimte voor romantiek, en al helemaal niet voor onnavolgbare denkers of melancholische dromers, zoals Gelsomina. Ze wordt door de buitenwereld voor gek versleten, inclusief door haar wrede baas, Zampanó.

Dat deze twee tegengestelde karakters tot elkaar veroordeeld zijn lijkt een wreed lot, maar gaandeweg ga je toch hopen dat het zou moeten kunnen werken. Zou niet juist de puurheid van Gelsomina moeten kunnen doordringen tot de blanke pit van Zampanó? In ieder geval niet voordat een derde karakter, ‘de Gek’, zijn intrede heeft gedaan. Eveneens een rondreizend artiest, en een gezworen vijand van Zampanó. De Gek kan het namelijk niet laten om Zampanó steeds weer te treiteren. Het brengt Gelsomina in een gewetensstrijd. Ze heeft sympathie voor de goedlachse Gek, maar ze durft of kan Zampanó niet verlaten.

Uiteindelijk legt de Gek de oplossing bij haar zelf: hij laat haar zien dat je ook anders naar de dingen en de mensen kan kijken: ‘Zampanó is net een hond: elke keer als hij wil praten, blaft hij.’ Deze nieuwe kijk op de wereld helpt Gelsomina om eindelijk zelf te kiezen wat ze wil, ook al weet ze dan nog niet dat die keuze voor zowel haar als voor Zampanó en voor de Gek dramatische gevolgen zal hebben.

Met ‘La strada’, overigens de eerste film die een Oscar won in de categorie beste buitenlandse film, toont Fellini weer eens zijn buitengewone klasse. De tegenstelling tussen de pure, naïeve en clowneske Gelsomina (gespeeld door Fellini’s echtgenote Giulietta Masina) en de gesloten norse brombeer Zampanó (Anthony Quinn) wordt op alle mogelijke manieren en tot in de kleinste details subtiel neergezet. Zowel Quinn als Masina schitteren, waarbij Quinn vooral uitblinkt in het tonen van de tragiek van Zampanó’s karakter, en Masina’s mimiek en gezicht alleen al boekdelen spreken.

Daarnaast weet Fellini voortdurend de juiste omstandigheden in de scènes te schilderen: of het nu het café, het circusterrein of, zoals zo vaak, de weg is: steeds weer wordt liefdevol maar pijnlijk duidelijk gemaakt hoe mooi maar moeizaam de af te leggen weg, ‘la strada’, kan zijn.

De karakters, de scènes, en niet te vergeten de muziek met het steeds weer terugkerende melancholische thema dat de Gek aan Gelsomina leert, geven ‘La strada’ de noodzakelijk gevoelige sfeer die tot het dramatische einde leidt.

De rol van de Gek (Richard Basehart) vormt de noodzakelijke katalysator die dat einde inleidt. Zelf zijn Zampanó en Gelsomina niet in staat om uit de beklemming van zichzelf en elkaar te komen.

Kijkend naar ‘La Strada’ lijkt het allemaal zo gemakkelijk: wie niet oplet zou haast denken dat ‘La strada’ een eenvoudige en onopvallende film is. Maar wie even verder kijkt, ziet dat dit slechts het ultieme teken van de hand van de meester is: de schijnbare eenvoud herbergt een ongelooflijke combinatie van dramatiek, humor, diepgang en esthetiek die je de gehele film en nog lang daarna niet meer loslaat.

Daniël Brandsema