Les enfants terribles (1950)
Regie: Jean-Pierre Melville | 102 minuten | drama | Acteurs: Nicole Stéphane, Edouard Dermithe, Renée Cosima, Jacques Bernard, Melvyn Martin, Maria Cyliakus, Jean-Marie Robain, Maurice Revel, Rachel Devirys, Adeline Aucoc, Emile Mathys, Roger Gaillard, Jean Cocteau
Als we de verhalen mogen geloven is Jean-Pierre Melville’s ‘Les enfants terribles’ van groot belang geweest voor de Franse nouvelle vague stroming en gold de bewerking van Jean Cocteau’s beroemdste boek als een schandaalverfilming. Dat mag misschien allemaal het geval zijn, het betekent niet direct dat deze unieke collaboratie tussen auteur en regisseur (ook nu nog) een prikkelende, mooie, of zelfs maar boeiende film is. Afgezien van een interessante derde acte, waarin eindelijk de sluimerende gevoelens uitgespeeld worden, blijkt de film toch vaak verrassend tam en artistiek gezien onelegant te zijn.
De originele roman van Jean Cocteau zal ongetwijfeld controversieel en diepzinnig geweest zijn en doorspekt met allerlei interessante symboliek – zoveel wordt ook wel gesuggereerd door de door Cocteau zelf ingesproken voice-overs bij de film -, in Melville’s film komen deze lagen maar al te vaak gekunsteld, theatraal of melodramatisch over. Misschien is de literaire stijl van (het boek van) Jean Cocteau een slechte match voor Melville’s rechttoe rechtaan filmische stijl. Zo is het duidelijk, door verschillende droompassages en de poëtische monologen en voice-overs, dat de film een fantasievolle sfeer moet hebben, maar de film wordt te droog gepresenteerd, waardoor de symbolische elementen eerder kitscherig dan intellectueel stimulerend overkomen.
Nu is de symboliek niet altijd hoogstaand, maar het zou al een hoop schelen wanneer niet alles én in beelden én in woorden zou worden verteld. Zo wordt de kijker na een tragisch ongeluk verteld dat de auto op zijn kop lag en er één wiel lang bleef draaien, als een rad van fortuin, terwijl dit ook expliciet in beelden getoond wordt. Het is leuk getypeerd, maar het zou mooier zijn als deze associatie en contemplatieve kwaliteit de kijker niet met woorden zou worden opgedrongen, maar dat dit puur door de beelden zou worden opgewekt. En gebruik er dan een wat langere take voor dan nu het geval is. Misschien dat de toeschouwer er wel net iets anders bij voelt of denkt, maar dat geef hem op zijn minst die kans. Nog zo’n ernstige overtreding: nadat Elisabeth in het laatste gedeelte van de film zojuist een duivels plannetje heeft uitgevoerd, zien we haar een tijdlang in de spiegel kijken en op bijna rituele wijze haar handen wassen. Niet enorm subtiel, maar toch is het mooi gefilmd en hebben de beelden wel degelijk een intellectuele uitwerking. Dat wil zeggen, als deze scène niet gepaard zou zijn gegaan met een voice-over waarin bijna letterlijk wordt gezegd dat ze haar handen in onschuld probeert te wassen.
Met het wegvallen van veel van de effectiviteit van symboliek en presentatie van de thematiek, blijft er in de eerste twee aktes van de film helaas weinig interessants over. Ja, er zijn hints van de incestueuze relatie tussen broer en zus, en de homo-(of bi-)seksuele voorkeuren van Paul, maar echt shockeren wil het niet. Natuurlijk hoeft het niet allemaal even expliciet gecommuniceerd te worden, maar ook onderhuids wil het niet genoeg broeien. Wel goed gevat is de quasi-nonchalante scène waarin broer en zus, beide in hun badjas, aan het kibbelen zijn wie er eerst in bad mag en er tenslotte, achter gesloten deur, maar samen instappen. Hier wordt totaal geen ophef over gemaakt en daardoor maakt de scène ook indruk. In het eerste uur wordt er echter voornamelijk gebakkeleid en gezeurd en gebeurt er nauwelijks iets dat de kijker rechtop doet zitten.
Toch is Nicole Stéphane goed als de wat androgyne, dominante, en moeilijk te doorgronden Elisabeth, die heimelijk (romantische) gevoelens koestert voor haar broer. Wanneer ze in de derde akte eenmaal doordraait, kan de kijker bijna de theatrale vorm en de melodramatische dialoog vergeven. Zij draagt zo ongeveer in haar eentje de hele film. Van Edouard Dermithe als Paul hoeft de kijker in ieder geval weinig te verwachten. Hij heeft nauwelijks uitstraling en weet niets diepers te suggereren.
Gelukkig is de gecompliceerde relatie tussen broer en zus in de kern wel interessant, en krijgt de jaloezie van Elizabeth, wanneer er een concurrente hun intieme sfeer binnendringt, eindelijk op een tastbare manier gestalte in de derde akte. Ook in zijn einde komt de film enigszins pretentieus over – alsof het een Griekse tragedie of een toneelstuk van Shakespeare betreft – maar eindelijk komt de film zijn beloftes na. En de muziek van Bach en Vivaldi weten de kijker nog door aardig wat episodes van het verhaal heen te loodsen. Cocteau en Melville laten het op dit gebied helaas te vaak afweten.
Bart Rietvink