Milking the Rhino (2008)

Regie: David E. Simpson | 83 minuten | documentaire

Prachtige beelden van zowel verlaten als bewoonde landschappen in Namibië en Kenia. Meestal zien we hierin vooral wilde dieren en blijven de mensen die misschien vlak naast dit natuurgeweld hun bestaan hebben, buiten beeld. In ‘Milking the Rhino’ draait het voor het eerst om de ménsen van ongerept Afrika. De overeenkomsten tussen de Masaï en de Himba zijn opvallend. Beide nomadenstammen leven van oudsher van veeteelt en zijn voorbeelden van de mensen die in beelden die we normaliter zien van ongerept Afrika altijd buiten beeld blijven.

Opvallend is ook de prominente humoristische toon die in de film te vinden is. Wanneer verschillende Masaï vertellen over hun eerste ervaringen met blanken, worden er geen beleefdheden uitgewisseld. Een van hen vertelt dat hij aanvankelijk niet wist wat hij met deze vreemde mensen aanmoest; in eerste instantie zag hij zelfs het verschil niet tussen mannen en vrouwen. Ook wordt behandeld hoe ongerept dit voor avontuurlijke maar comforteisende toeristen Afrika eigenlijk is. Bandensporen van de four-wheel-drives door de woestijnachtige landschappen worden door mannen met bezems razendsnel uitgewist zodat de volgende auto vol toeristen niet het gevoel heeft één van de velen te zijn, maar een stukje onaangeroerd Afrika betreedt. Zo wordt ook een toeristentripje naar het Himba-dorp besproken. De Himba wonen namelijk vlakbij een nieuwgebouwd luxe resort, waar de Duitse uitbaatster haar klanten graag op pad wil sturen met het gevoel dat ze iets gaan zien wat nog niet veel mensen vóór hen hebben gezien. Daarom bespreekt ze met een bemiddelaar en voorvechter van de cultuuromslag in Afrika of de Himba zich niet wat ‘natuurlijker’ kunnen opstellen, in plaats van al klaar te zitten met hun kraampjes vol zelfgemaakte sieraden die ze inmiddels gewend zijn te slijten aan de vele groepen westerlingen die hun ‘authentieke’ dorp komen bezoeken.

De stammen zijn beiden verwikkeld in een concept wat ‘community conservation’ genoemd wordt, en kort gezegd inhoudt dat de originele bewoners van het land niet tégen hun omgeving vechten, maar helpen deze te behouden. De bedoeling van de projecten is een duurzame samenleving tussen mens en dier, maar hiervoor moeten de Masaï en de Himba wel een omschakeling maken in hun bron van inkomsten; van veeteelt naar toerisme. Zo gelden er sinds kort verboden op het jagen van wilde dieren voor de volkeren, terwijl ze jarenlang gewend waren het wild slechts te zien als bedreiging van hun eigen vee. Meer betrokkenheid bij het toerisme betekent ook meer opbrengsten, maar daarvoor moet de stammen duidelijk gemaakt worden dat er ook een figuurlijke betekenis zit aan het ‘(uit)melken’ van dieren. Waar tot voor kort de ‘enige goede leeuw een dode leeuw’ was, worden de stammen nu min of meer gedwongen de toeristische aanpak te kiezen, wat – ook binnen de stammen – nogal eens tot verzet, vooral van de oudere leden, zorgt.

De financiële voordelen van het toerisme tegenover de soms ethische bezwaren vormt de hoofdlijn van deze film, die dit dilemma heel genuanceerd weergeeft en ons zo niet alleen Kenia en Namibië laat zien, maar heel Afrika, en niet alleen Afrika, maar in feite de hele wereld, waarin vooruitgang niet zonder horten en stoten gaat.

Ruby Sanders