Mon oncle (1958)

Regie: Jacques Tati | 110 minuten | komedie | Acteurs: Jacques Tati, Alain Bécourt, Adrienne Servantie, Jean-Pierre Zola, Lucien Frégis, Betty Schneider, Jean-François Martial, Dominique Marie, Yvonne Arnaud, Adelaide Danieli, Alain Bécourt, Régis Fontenay, Claude Badolle, Max Martel, Nicolas Bataille, Daki, Dominique Derly, André Dino, Suzanne Franck, Édouard Francomme

Als je denkt aan de klassieke fysieke komedianten in de filmgeschiedenis, dan zijn het waarschijnlijk namen als Charlie Chaplin, Buster Keaton, en Laurel en Hardy, die het eerst te binnen schieten. Echter, de fransman Jacques Tati, die zich middels zijn zes lange speelfilms en zijn typetje Mr. Hulot onsterfelijk heeft weten te maken, hoort ook zeker in dit rijtje thuis.

Tati is begonnen in het variétécircuit en specialiseerde zich in visuele grappen en sketches. Zijn imitatie van een dressuur uitvoerende man op paard, een act die de “centaur” werd genoemd, maakte hem zeer populair bij publiek en critici en toonde zijn grote fysieke, komische talent. Ook maakte hij enkele korte filmpjes, waaronder een erg leuke over een bokser. In dit filmpje speelt Tati een klusjesman die aan het werk is in de buurt van een openluchtbokswedstrijd, en zelf op komische wijze een wedstrijd naspeelt, waarbij hij zowel klappen uitdeelt als opvangt.

In zijn lange films, waarvoor hij naast de hoofdrol ook de regie (alsmede vele andere taken) in handen nam, kwam deze non-verbale komische kwaliteit optimaal tot uiting, maar het ging niet puur om het grappige moment op zichzelf. De komische fratsen van Mr. Hulot, een wat slungelige man met als vaste attributen een regenjas, paraplu, hoed, en pijp, waren ingebed in films die ook daadwerkelijk iets te zeggen hadden over de (veranderende) maatschappij. Het vizier van Tati richt zich voornamelijk tegen de verregaande industrialisering en oppervlakkigheid van de moderniteit. Zo ook in ‘Mon Oncle’, een film die in 1958 bekroond werd met de Speciale Juryprijs in Cannes, en een jaar later de Oscar won voor beste buitenlandse film.

De oom uit de titel is Mr. Hulot zelf, die op een dag zijn neefje Gérard van school moet halen en via zijn zwager, de vader van Gérard, een baantje kan krijgen in een fabriek die zich bezighoudt met de fabricatie van rubberen slangen. Hulot vertegenwoordigt samen met Gérard een rebellering tegen de steriele leefomgeving van Gérard, die volkomen lijkt te zijn ontdaan van levensvreugde en spontaniteit. De netjes geharkte en gemaaide tuin  heeft een handige elektrische deur, maar het slingerpaadje en de stoeptegels zijn allesbehalve praktisch te noemen. Dit wordt op hilarische wijze benadrukt door de eerste ontmoeting in de film tussen de moeder van Gérard en haar buurvrouw. Vanaf het moment dat de buurvrouw de tuin binnenloopt beginnen zij en Gérards moeder tegen elkaar te praten, maar aangezien het een slingerpaadje is, kijken ze steeds een andere kant op. Terwijl ze zich bijna als robots naar elkaar toe bewegen, blijven ze rustig doorgaan met hun gesprek alsof er niets aan de hand is. Ook erg grappig is de routinematige manier waarop manlief door zijn eega wordt uitgezwaaid ’s ochtends vroeg. Hij staat precies op zijn matje voor de deur, terwijl zijn vrouw zijn hoed en handschoenen komt brengen. Haar synthetische pofjurk piept hierbij erg nadrukkelijk, wat de situatie van extra humor voorziet.

Mr. Hulot is hier volkomen uit zijn element. Zo is het werpen van één blik op de als een vis uitziende fontein voor hem genoeg om rechtsomkeert te maken en vindt hij de oncomfortabel uitziende design divan, nadat hij het ding op zijn kant heeft gelegd, een stuk beter dienst doen als bed. En met de automatisch open en dicht gaande keukenkastjes heeft hij een lang gevecht, waar hij nog maar net als winnaar uit tevoorschijn komt.

Nee dan kan hij maar beter in zijn vertrouwde chaotische, maar tegelijkertijd aangenaam kalme, wereld blijven van kwebbelende cafébezoekers en gezellige marktkoopmannen. Deze wereld vormt een duidelijk contrast met de supergladde, onpersoonlijke wereld van Gérards ouders; dit is een gebied waar alles kan en elk gebouw of stuk straatbeeld zijn eigen charme heeft, hoe rommelig het allemaal ook overkomt. Deze wereld is perfect voor Hulot en dient niet verstoord te worden door moderne functionaliteit.

Zijn eigen appartement bevindt zich helemaal in de linkerbovenhoek van een groot gebouw waarvan de kamers, zo blijkt, op een wat onhandige manier met elkaar in verbinding staan. Wanneer Hulot naar zijn kamer toe wil, moet hij op een zigzaggende manier van linksonder naar rechtsmidden, naar linksboven lopen, waarbij we steeds een gedeelte van zijn lichaam van achter een raampje of opening van het huis zien verschijnen. Een geweldige vondst, en een heerlijke scène die rustig zijn tijd neemt en niet van plan is de kijker te vervelen met zoiets triviaals als een plot. Leuk is ook de man die plaatselijke stratenveger die we echter in de hele film niet één keer daadwerkelijk iets bij elkaar zien vegen. We zien wel steeds een hoopje bladeren liggen, en we zien hem soms aanstalten maken om te gaan vegen, maar steeds wanneer er iemand langskomt knoopt hij een gesprekje met diegene aan om maar niet aan het werk te hoeven. Tati zelf lijkt in het dorpje constant in gesprek te zijn, maar eigenlijk zien, of horen, we hem nooit daadwerkelijk praten. De cafégangers of buurtbewoners zijn constant aan het woord terwijl Hulot knikt of gewoon wat geluidjes maakt. Je ziet dat Hulot van aard een personage is dat thuishoort in stille films, en ook in deze film maakt hij puur gebruik van zijn (visuele) gedrag om humor te genereren en commentaar te geven op de wereld om hem heen.

‘Mon Oncle’ toont de mogelijke absurditeit van de zich alsmaar verder ontwikkelende technologie, gebruiksvoorwerpen, en leefomgevingen in zijn algemeenheid. Ook toont Mr. Hulot een grotere verwantschap met kinderen dan volwassenen. In ‘Mon Oncle’ willen de kinderen kattenkwaad uithalen of gewoon buiten de gebaande paden spelen. Ook de af en toe terugkerende hondjes uit ‘Mon Oncle’ vertonen dit rebellerende, vrije karakter. Ze “gooien” deksels van prullenbakken, en gaan gebouwen binnen waar ze niet mogen komen. Bij deze hondjes zien we echter al een ommekeer. Één van hen heeft een geruit jasje aan, en wanneer we hem even later door het hek van de villa van Gérards ouders zien glippen, snappen we waarom. Het is maar te hopen dat het dier zijn streken niet snel zal verliezen, en nog vaak, samen met zijn maatjes, wat leven in de brouwerij zal brengen. En anders hebben we altijd Mr. Hulot nog.

Bart Rietvink

‘Mon oncle’ verschijnt dinsdag 25 februari 2014 op DVD en blu-ray (‘Jacques Tati – De complete collectie’).