Moneyball (2011)

Regie: Bennett Miller | 133 minuten | drama, biografie, sport | Acteurs: Brad Pitt, Jonah Hill, Robin Wright, Philip Seymour Hoffman, Chris Pratt, Kathryn Morris, Glenn Morshower, Sergio Garcia, Tammy Blanchard, Stephen Bishop, Adrian Bellani, Royce Clayton, Kerris Dorsey, Art Ortiz, Casey Bond, Keith Middlebrook, Olivia Dudley, Ari Zagaris, Erin Pickett, Nick Porrazzo, Reed Thompson, Takayo Fischer, James Shanklin

Toen het Nederlands honkbalteam op 16 oktober 2011 wereldkampioen werd, wegens het tijdverschil omstreeks hier om acht uur ’s ochtends, zaten er in Nederland waarschijnlijk nog maar een handjevol mensen te kijken. En dat was nog een van de meest verbluffende prestaties uit de recente Nederlandse sportgeschiedenis. Hoeveel mensen zijn er dan te porren voor een film die over honkbal gaat?

Wellicht nog verbazend veel, wanneer de hoofdrolspeler Brad Pitt heet en het screenplay uit de pen van Aaron Sorkin (‘The West Wing’, ‘The Social Network’) is gevloeid. Feitelijk is er ook weinig om van terug te deinzen, omdat ‘Moneyball’ het stramien van het sportfilmgenre vrij netjes volgt. Wanneer sportdrama’s over paardrijden en rugby (resp. ‘Seabiscuit’ en ‘Invictus’) bioscoopzalen kunnen vullen en met sportkomedies en parodieën daarop over bobsleeën, trefbal en kunstschaatsen de grenzen van het vertrouwde danig zijn opgerekt, zou het goed kunnen dat de tijd als nooit tevoren rijp is voor een film over honkbal, zeker nu ‘onze jongens’ wereldkampioen zijn.

Toegegeven, dat stramien van de sportfilm kon maar amper uit de weg worden gegaan: ‘Moneyball’ is de verfilming van het gelijknamige, waargebeurde boek over Billy Beane (gespeeld door Pitt), een getalenteerde maar nooit echt geslaagde honkballer die als manager furore maakte met de kleine Oakland A’s. Dat deed hij niet met ontroerende speeches, harder trainen dan de rest of de positivo levensinstelling die we in andere sportfilms uitentreuren gezien hebben, maar met cijfers. Cijfers die, zo blijkt al snel, keihard kunnen zijn.

Deze cijfers ontspruiten aan het brein van Peter Brand (Jonah Hill, nog steeds veroordeeld tot nerdy bijrollen), een jonge en tamelijk briljante econoom die nooit voet op een honkbalveld heeft gezet, maar op basis van een obscuur, amateuristisch handboek van twintig jaar terug als geen ander weet welke statistieken in honkbal belangrijk zijn en welke niet. Beane onderkent Brands visie en strikt hem voor de A’s, die net hun beste spelers hebben moeten verkopen en vervangers zoeken. De beide heren passeren de oude, morsige scouts van de club en halen een stel zonderlinge figuren waar niemand brood in ziet – en die derhalve zeer betaalbaar zijn. Deze botsingen leveren mooie, bij vlagen zeer grappige scènes op.

De kans bestaat dat je als kijker ook niet precies snapt waarom deze feestbeesten, onzekere mannen van glas en afgesleten veteranen nu zo goed zijn; een redelijk begrip van de honkbalsport is vereist om van al het jargon dat voorbij komt echt kaas te kunnen maken. Wat wel duidelijk wordt is dat Beane met secondant Brand een transferbeleid voert dat binnen en buiten de club tot verbijstering, om niet te zeggen tegenwerking leidt. Met name de veldcoach (Philip Seymour Hoffman) heeft lak aan de nieuwe aanwijzingen en –kopen en werkt op basis van ervaring en intuïtie. Met, je raadt het, desastreuze resultaten in het begin van het seizoen. Zie je wel, schamperen de commentatoren, Beane is gek geworden en probeert onze volkssport opnieuw uit te vinden. Wat een figuur. Deze strijd van de innovatieve maverick die tegen een aartsconservatief systeem vecht hebben we al eerder gezien: eigenlijk is Billy Beane net Jerry Maguire die niet zijn baan verliest.

Beane en Brand blijven bij hun principes, gooien de lapzwansen en rotte appels eruit en – hier is niet voor niets een boek over geschreven – het resultaat laat zich raden. Daar zit niet zozeer de charme van ‘Moneyball’ in. Niet elke film hoeft enorm te verrassen om goed te zijn; bij een film van Tarantino of de broers Dardenne kun je de plot ook binnen de eerste vijf minuten zelf invullen. Wat ‘Moneyball’ goed doet is om met behulp van de veelal hilarische en zeer onderhoudende dialogen waar Sorkin in gespecialiseerd is je toch in het verhaal mee te krijgen, ondanks de clichés die erop verstopt zitten. De goede karakters en hun vertolkers doen de rest, met Hill as half contactgestoorde cijfernerd en Pitt als naar de buitenwereld positieve, maar onderwijl tobbende antiheld met geldingsdrang. De honkbalwedstrijden komen maar weinig in beeld, wat het aantal dramatische slow-motion shots ook gelukkig tot een minimum beperkt. Waar ze al in beeld komen, is het vaak in de vorm van archiefbeelden of een nagespeelde suggestie daarvan. Het geeft de film een vorm van authenticiteit die gewichtig is: dit is niet zomaar het verhaal van een lelijk eendje dat een mooie zwaan wordt, maar een echt bestaand honkbalteam dat de sport voorgoed veranderde.

En niet alleen het honkbal. Ook onze eigen volkssport nummer een, voetbal, is al jaren bezig de principes van de moneyball­-filosofie in de sport te implementeren. Als sportfilm is ‘Moneyball’ niet erg revolutionair, maar als conventioneel doch mooi opgetekend verhaal dat sport wereldwijd de 21e eeuw in heeft getransporteerd heeft het een gigantische resonantie van vernieuwing.

David van Marlen

Waardering: 3.5

Bioscooprelease: 17 november 2011