My Brother’s Wife (1966)
Regie: Doris Wishman | 61 minuten | drama | Acteurs: June Roberts, Sam Stewart, Bob Oran, Darlene Bennett, Joni Roberts
Doris Wishman is de ongekroonde koningin van de Grindhouse Cinema. Vele onderwerpen die toentertijd taboe waren heeft zij onvakkundig geëxploiteerd in haar films. Nudisme, seks, geweld en fetisjisme zijn allemaal verboden onderwerpen die Wishman in haar films liet zien. Zodoende vormde haar oeuvre een waar paradijs voor het botvieren van de meest basale menselijke lusten. Films zoals ‘Blaze Starr Goes Nudist’, ‘The Amazing Transplant’ en ‘Indecent Desires’ waren idiote en slechte films die op een bizarre manier verboden onderwerpen behandelden. Het Grindhouse genre, waartoe Wishmans films behoorden, werd vaak gedraaid in allerlei smoezelige zaaltjes en kreeg een dubieuze cultstatus in de annalen van de Amerikaanse cinema. Gezegd moet worden dat sommige films die tot dit genre behoren wel degelijk nog enige leuke momenten kennen, hoe spaarzaam die soms ook lijken te zijn.
Dit is echter niet het geval bij ‘My Brother’s Wife’. De film behandelt volgens de DVD hoes huwelijksgeluk (en overspel). Hoewel dit normaal gesproken goede onderwerpen zijn om met film een interessant verhaal over te vertellen, wordt het door Wishman hier volkomen misbruikt om maar wat aan te modderen in de voor haar zo kenmerkende stijl. Het verhaal is erg simpel dus je zou verwachten dat zelfs een amateur hier nog wat van zou kunnen maken. Maar dit lukt Wishman zelfs niet. De acteerprestaties zijn slecht. De editing is slecht. Het camerawerk is onbeschrijfelijk. De personages zijn idioot en oppervlakkig. De regie is amateuristisch. Het geheel is een grote bron van ergernis en verbazing, de kijker zal zich terecht afvragen waarom hij of zij er geld voor neergelegd heeft.
Andere films van Wishman hadden tenminste nog enkele schaarse lichtpuntjes die hen vermakelijk of enigszins kijkbaar maakten. Zo niet hier. Wishmans compleet idiote en onsamenhangende filmstijl komt in deze film in ieder geval wel goed naar voren. Zo wordt een simpele opzet door haar vervolmaakt tot iets stompzinnigs. Dit kun je een talent noemen. Het zou mooi zijn als iemand hiervoor overtuigende argumenten kan aanhalen. Sommigen zullen Wishmans werk als “cult” bestempelen en er een semi-intellectueel laagje aan proberen te geven. Je kunt je echter afvragen of dit terecht is als een film zelfs het voor B-film fanaten “so bad, it’s good”-criterium niet haalt. Deze film is waarschijnlijk een van de slechtste die je ooit zult zien.
Joost Hoedemaeckers