Oblivion (2006)

Regie: Stephen Dwoskin | 78 minuten | drama | Acteurs: Stephen Dwoskin, Ana Benegas, Beatrice Cordua, Maggie Jennings, Annabelle Loveday, Johanna Pauline Maier, Carola Regnier    

Oblivion betekent zoveel als vergetelheid en is de meest recente film van experimenteel filmer Stephen Dwoskin. Dwoskin studeerde af aan de Parsens kunstacademie in New York en houdt zich bezig met film sinds 1959. Hij geeft les aan diverse universiteiten over de wereld. Hij is ook de auteur van het invloedrijke boek Film Is (1975) over de geschiedenis van de avant-gardistische film.

De avant-gardistisch cinema heeft een hermetisch karakter. Het pretendeert te breken met de grenzen van de conventionele film qua vorm en inhoud. Dat maakt de receptie van dit soort films vooral een zaak van ingewijden. Dwoskin is meer dan veertig jaar actief binnen dit genre. Zijn verhalen hebben weinig narratieve structuur. Het zijn fragmentarische persoonlijke observaties doorspekt met fascinaties en obsessies van het menselijk lichaam.

De obsessie voor het verval van het vrouwelijk lichaam staat centraal in ‘Oblivion’. De film is een aaneenschakeling van close-ups van gezichten en lichaamsdelen. De mannelijke (nauwelijks zichtbare) hoofdrolspeler wordt vertolkt door Dwoskin zelf, zoals in al zijn films. Liggend op bed of vanuit een rolstoel slaat de man de vrouwen gade. Daarnaast is de man in de film extra communicatief gehandicapt doordat hij niet kan praten. De beelden van vrouwen variërend in leeftijd van vrij jong tot middelbaar doen soms pornografisch en daarnaast vooral hallucinerend aan.

Stephen Dwoskin kreeg op zijn vierde polio en belandde daardoor vanaf dat moment in een rolstoel. Zijn gehandicapte staat vormt de voedingsbodem voor zijn belevingswereld. In een interview zegt Dwoskin: invaliditeit is echt een absurde situatie. Soms lijkt het of je hallucineert. In die veranderde staat van bewustzijn moet je niet zwijgen. Als je dat doet verlies je je eigen identiteit.

De oeuvrethematiek van Dwoskin is zijn innerlijke belevingswereld vol obsessies en onmacht. Op een dieperliggend niveau zou men kunnen zeggen dat zijn egodocumenten niet dienen om een universeler gevoel te verwezenlijken, maar alle universele problematiek bij Dwoskin wordt gereduceerd tot persoonlijke proporties.

Het minimalisme van Dwoskin is weliswaar gedurfd en consistent en wellicht voor filmacademici verplichte kost, voor degene zonder avant-gardistische bril levert het wel erg povere cinema op.

Jeroen Poldermans