Olie productie (1953/1954)

Regie: Bert Haanstra | 93 minuten | documentaire

Het viertal documentaires van Haanstra over olieproductie betrof alweer een opdracht van Shell. Niet zo verwonderlijk gezien het onderwerp, maar toch wilde Shell dat het nadrukkelijk geen reclamefilms zouden zijn. Een aardig streven, maar in het geval van deze serie films is deze opzet niet geheel geslaagd. Welke willekeurige toeschouwer zit namelijk te wachten op een gedetailleerd verslag van het wel en wee van de olieproductie? Waarom dient dit onderwerp over vier aparte documentaires worden verdeeld? Het voelt uitgerekt. “Als boter uitgesmeerd over teveel brood”, zoals Ian Holm als Bilbo zijn eigen onbestemde gevoel omschreef in ‘The Fellowship of the Ring’.

Bij elkaar duurt deze serie films over olie zo’n anderhalf uur, en dat is veel te lang voor een educatief stukje cinema, dat een breed publiek moet aanspreken. Een half uur was lang zat geweest. Er zit nu te veel loos materiaal. Teveel herhaling of voor een leek oninteressante details. Het lijkt of de toeschouwer in “real time” de zoektocht naar olievelden en boring zelf mee maken, terwijl een kort overzicht veel effectiever had gewerkt zowel wat betreft het overbrengen van de boodschap als het filmisch boeien van de kijker.

Praktisch ieder filmpje heeft zo zijn problemen. Het eerste werkje is zowel te kort als te kinderlijk in de communicatie van zijn informatie. Met de knullige animaties erbij van zwemmend en transformerend plankton is het net alsof je naar schooltelevisie aan het kijken bent. Shots van in mist gehulde bergen zijn esthetisch gezien nog wel de moeite waard, maar inhoudelijk heeft dit eerste deel van de serie nauwelijks iets om het lijf. Het is gewoon een korte inleiding van de grotere film die komen gaat. De ironie is echter dat je tijdens het kijken van die grotere film terugverlangt naar de bondigheid van de inleiding. Want meer speeltijd betekent niet per definitie veel extra verheldering of inhoudelijk interessant materiaal.

Want na de inleiding wordt er een half uur besteed aan het opsporen en in kaart brengen van mogelijke oliegebieden, wat vooral neerkomt op veel loopwerk en graafwerk in het oerwoud. Duidelijk wordt wat voor verschillende meetapparatuur er is, zoals seismometers en gravometers (zwaartekrachtmetingen). Even veert de kijker op wanneer er een interessant voertuig in beeld verschijnt: een amfibievoertuig, dat met grote houten wielen door het water rijdt. En ook het laatste shot, dat van een boorbeitel in een boortoren, vanuit kikvorsperspectief, is prikkelend. Misschien een leuke voorbode op wat komen gaat in deel drie van de serie?

Het lijkt erop. Deel drie gaat direct verder waar deel twee ophoudt en begint met een shot dat Haanstra’s natuurbewuste aard lijkt te doen doorschemeren. Haanstra begint namelijk met een shot van ongerepte natuur – en noemt het ook zo in de voice-over – waarna deze natuur bruut omgeploegd wordt door een bulldozer. Maar veel interessants gebeurt er – wederom – niet in deze half uur durende documentaire. Ja, enkele leuke shots van boortorens komen langs, maar er wordt te veel aandacht besteed aan beelden van, en uitleg over, keggen, meeneemstangen, touwen, en verschillende pijpen. En continu wordt er geboord. De laatste paar minuten, wanneer de olie gevonden zou kunnen worden, worden ineens spannend. Maar het is te weinig en te laat om het filmpje te redden. Op naar het slotstuk dan, over het olieveld.

Het laatste deel van de serie is gelukkig een stuk dynamischer. Zowel filmisch als inhoudelijk is dit filmpje interessanter. Het begint al met de snelle montage, met leuke beeldenwisselingen tussen torens en sluitstukken van boormachines. Het tempo is een stuk vlotter, vooral in de eerste helft van de film. Wat er met de gewonnen olie gebeurt is ook boeiend. Waar de buizen allemaal naar toe lopen. Dat er gas uit zogenaamde separatoren voor van alles kan worden gebruikt, en er bijvoorbeeld ook benzine uit de olie gewonnen kan worden. Maar één van de meest opzienbarende zaken is dat de winningsgebieden uitgroeien tot volwaardige nederzettingen om het gebied actief te kunnen houden. Het worden echte dorpen met huizen en tuinen, werkplaatsen en sportvelden, kerken en laboratoria, ziekenhuizen, winkels, warenhuizen. Tenslotte is het overzicht van de locaties van boortorens, raffinaderijen en afzetgebieden gelukkig helder en bondig, zoals de rest van de serie er eigenlijk ook uit had moeten zien. Kortom, er zit best bruikbaar materiaal in deze vierdelige serie over olieproductie, en filmisch gezien zijn er ook aardige dingen mee te doen, maar Haanstra weet deze potentie jammer genoeg te weinig uit te buiten.

Bart Rietvink