Peace Hotel – Woh ping faan dim (1995)
Regie: Ka-Fai Wai | 89 minuten | actie, western | Acteurs: Chow Yun-Fat, Cecilia Yip, Ho Chin, Shun Lau, Annabelle Lau, Lawrence Ng, Chien-lien Wu
De enigszins misleidende aankondiging op de hoes zegt dat het hier om “A John Woo film” gaat, maar Woo produceerde deze film alleen maar en liet de regie over aan debutant Wai. Wat ‘Peace Hotel’ te kort komt aan de gestileerde en bloeddoordrenkte actie waar Woo patent op heeft, wordt ruimschoots goed gemaakt door enkele geslaagde actie-momenten en sterk acteerwerk van Chow-Yun Fat en Cecilia Yip. Grappig detail is wel dat Woo’s inmiddels kenmerkende en obligate opduikende vogel (meestal een witte duif) niet ontbreekt.
Chow-Yun Fat speelt de naamloze voormalige moordenaar annex hoteleigenaar. Vroeger stond hij enkel bekend als “The Killer”, nu wordt hij door de mensen in het hotel “The Boss” genoemd. Hij heeft een natuurlijk overwicht en hij wordt door de vele tientallen volgelingen die hij om zich heen heeft verzameld, blindelings gehoorzaamd en op handen gedragen. Zijn zorgvuldig opgebouwde leventje wordt bruut verstoord door de verschijning van de vurige Shau Siu-Man (Yip). Op de vlucht voor een bende is ze een verstoring van de dagelijkse gang van zaken en zorgt voor veel onrust. Vooral omdat ze extreem bazig, arrogant, een dwangmatige leugenaar en dievegge is. Dit levert in het middenstuk van de film een aantal komische momenten op, als ze geconfronteerd wordt met de gevolgen van haar gedrag. Zo krijgt ze bijvoorbeeld regelmatig een draai om haar oren van The Boss, iets wat een Westers publiek absoluut niet van de held zou accepteren.
‘Peace Hotel’ wordt gepresenteerd als een Chinese spaghetti-western en qua thematiek en uiterlijk is dat zeker zo. Wel zijn er typische elementen toegevoegd die het geheel een heel eigen en unieke sfeer geven. Zoals gezegd de humoristische scènes, de manier waarop de dialogen gevoerd worden en een door Yip gezongen melodramatisch lied, gelardeerd met sentimentele beelden die geluk moeten uitstralen. Met ondertiteling is de tekst van een bedroevend niveau (voorbeeld: “bescherm me tegen de sneeuw”), maar feitelijk geldt dit evenzeer voor het gros van Engelstalige liedjes. Misschien is het beter om dit lied met gesloten ogen te luisteren, want zonder de tenenkrommende beelden en de betekenis is het mooi gezongen.
Het scenario, waar Chow-Yun Fat zelf aan meeschreef, is op zich niet veel bijzonders, maar door de innerlijke kracht die hij uitstraalt en zijn overtuigende manier van acteren, weet hij constant de aandacht vast te houden. Sterk punt is ook dat iedereen er een dubieuze en dubbele moraal op na houdt. Bijna alle bewoners van het hotel zijn daar beland omdat ze iets misdaan hebben of de verkeerde mensen hebben beledigd en ook al is wel duidelijk wie de good guys zijn, allen hebben hun karakterzwakten. De bad guys daarentegen zijn niet meer dan beeldvulling en slachtvee. Slechts hun aanvoerder Ting Moon (Ho Chin) heeft enige rol van betekenis. Uiteraard wil hij wraak nemen op de “Killer” vanwege hetgeen er tien jaar eerder gebeurd is, maar hij heeft wel een originele manier gevonden om die wraak voor te bereiden.
Minpuntje is dat de film een te lange aanloop kent naar de uiteindelijke climax. Pas in het laatste kwartier gaat de “Killer” zoals men kon verwachten helemaal los. Na een snelle uitschakeling van veel tegenstanders met behulp van een ladder en een machinegeweer, trekt de “Killer” buiten zijn zwaard. Dan wordt het lastig te volgen, want door schokkerig en onoverzichtelijk camerawerk is het niet helemaal duidelijk wie er nu op wie staat in te hakken. Uiteindelijk komt het onvermijdelijk tot een harde confrontatie met Ting Moon, met wat flashbacks naar tien jaar eerder, wat al aan het begin van de film getoond was in zwart-wit.
‘Peace Hotel’ was vooralsnog de laatste Hong Kong-film die Chow-Yun Fat maakte. Hierna stapte hij over naar de Verenigde Staten om daar verder aan zijn filmcarrière te werken. Als afsluiting van het eerste deel van zijn loopbaan een redelijk geslaagd product, maar geen meesterwerk.
Hans Geurts