Permanent Vacation (1980)

Recensie Permanent Vacation CinemagazineRegie: Jim Jarmusch | 80 minuten | drama | Acteurs: Chris Parker, Leila Gastil, John Lurie, Richard Boes, Sara Driver, Charlie Spademan, Jane Fire, Ruth Bolton, Evelyn Smith, María Duval, Lisa Rosen, Frankie Faison, Suzanne Fleetcher, Felice Rosser, Eric Mitchell, Chris Hameon

Jim Jarmusch’ debuutfilm ‘Permanent Vacation’ werd door de filmacademie betiteld als ‘tijdverspilling’, maar – hoewel de film niet het meest interessante stuk celluloid ooit is, is deze kwalificatie zeker niet terecht. De film bevat wel degelijk boeiende artistieke keuzes en is – eigenlijk nog verrassend vaak – het aanzien waard.

‘Permanent Vacation’ begint best fascinerend, met desolate shots van steegjes in New York, afgewisseld met een menigte die – in slow motion – een (jazz) saxofonist passeert op de hoek van een kruising, waarbij verschillende mensen hem lichtelijk verwonderd bekijken. Dan komt de hoofdpersoon – Allie – in beeld, die vertelt over zijn doelloze, gefragmenteerde geschiedenis, die hij vergelijkt met het betreden van verschillende kamers, waarop we ook daadwerkelijk foto’s van kamers en stillevens te zien krijgen. Formeel een fijne, haast meditatieve manier om een film te beginnen of rustpunten aan te brengen, maar ook inhoudelijk intrigeren sommige van deze beelden, aangezien ze de suggestie wekken dat Allie in al deze kamers is geweest. Dus als we dan de cel van een gevangenis te zien krijgen, ben je benieuwd wat hierachter het verhaal is.

Helaas blijft het alleen maar bij mooie plaatjes en krijg je nergens een achtergrond bij, al maakt Allies getoonde – onder meer wetteloze – levensstijl wel aannemelijk dat hij hier inderdaad wel wat tijd kan hebben doorgebracht.

Toch word het geduld, of de goodwill, van de kijker al snel op de proef gesteld. Vrijwel vanaf het moment dat Allie (Chris Parker) zijn mond opendoet, gaat het bergafwaarts. De semi-pretentieuze teksten die hij moet oplepelen, maar vooral de mechanische manier waarop hij dit doet, ontdoet ze grotendeels van de ironie die ze (waarschijnlijk) moeten uitdragen. Ja, dit is een ‘wannabe’ hipster, jazzfanaat, coole dude en anarchist. Iemand die rondzwerft – of zegt rond te zwerven – op zoek naar betekenis en nieuwe prikkels in zijn leven, zich weinig niets aantrekkend van ‘de maatschappij’ en mensen om hem heen. Echter, de humor in het feit dat hij een ‘poseur’ is, een sukkeltje dat zich alleen maar voordoet als een onverschillige, coole gast, die dolgraag het ‘poëtische’ drugs, sex en rock & roll-leven wil leiden van zijn helden, gaat verloren wanneer hij veelal zijn teksten op blijkt te lezen. Vooral één bepaalde scène is rampzalig, wanneer hij per ongeluk het eerste woord van een nieuwe zin aan het einde van de vorige plakt. Was een nieuwe take hiervoor teveel moeite?

Hoewel geen enkele scène zo erg is als deze, is het wel symptomatisch voor het probleem van dit personage en de betrokkenheid die hij genereert bij de kijker. Want vermoedelijk was het gewoon Jarmusch’ bedoeling dat de onverschilligheid van het personage – geveinsd of anderszins – de belangrijkste ‘emotie’ zou worden, zonder dat er enige diepgang of tragiek bij komt kijken. Maar als dat zo is, is de vraag: wat is het punt van de film? Wat dat betreft is de beoordeling van de filmacademie te begrijpen. Want wat wil Jarmusch hiermee zeggen? En indien niets, wat heeft de film visueel of formeel voor meerwaarde om dit te ‘compenseren’ en dus het kijken waard te maken?

Als Chris gewoon duidelijk alsof doet en stiekem toch empathie zou tonen en eigenlijk helemaal niet “snel wil leven en jong wil sterven”, zoals zijn held Charlie Parker, zou er inhoudelijk al meer te beleven zijn. Maar een groot gedeelte van de film moeten we nu luisteren naar zijn geneuzel – hoe ‘ambitie en een carrière niet zijn ding zijn’ bijvoorbeeld – of het integraal voorlezen van halve pagina’s uit boeken, zonder het idee te hebben dat we het ergens voor doen.

Maar dan toch… wanneer je het eigenlijk niet meer verwacht, blijken de nonsens van Chris dit – binnen de gehele context – misschien toch niet helemaal te zijn, en zijn de schijnbaar onsamenhangende fragmenten wellicht toch representatief voor een bepaald soort karakter dat zijn onverschilligheid tegenspreekt of in ieder geval een interessant artistiek of intellectueel facet van zijn persoonlijkheid blootlegt. Want ook al lijkt hij aanvankelijk maar wat te bazelen over zijn ouderlijk huis dat is gebombardeerd in een – schijnbaar bedachte – oorlog met de Chinezen, als hij later naar zijn huis wandelt, zien we daadwerkelijk vervallen, vermoedelijk getroffen huizen, en – belangrijker- ontmoeten we een doorgedraaide veteraan, die naar dezelfde oorlog verwijst. Zou het dan toch…? Maar zo ja, in wat voor tijd en wereld leven we dan? Hoe dan ook: het maakt van Allie een wat zinniger figuur, in ieder geval binnen de filmwereld.

Ook het bezoek aan zijn moeder in een gesticht lijkt toch enigszins te duiden – ondanks het gebrek aan echt contact – op wat gevoel of een zoektocht naar zingeving bij Allie. En ook andere episodes laten enige empathie zien en maken zelfs een aanzet tot het vormen van een persoonlijkheid. Zoals wanneer Allie niet wegloopt wanneer hij een getroebleerde Spaans sprekende vrouw in ochtendjurk in haar portiekje ziet en hoort schreeuwen, maar oprecht wil weten of het wel goed gaat. Of wanneer hij een korte woordenwisseling heeft met een zwerver over het ‘doppler-effect’, wat van hem toch iets meer maakt dan een simpel sulletje met waanvoorstellingen. Het is alles bij elkaar niet genoeg om de film volledig van zijn statische sfeer, zinloosheid, en soms toch wat amateuristische karakter te bevrijden, maar het zorgt er wel voor dat de aandacht van de kijker op genoeg momenten wordt geprikkeld, om de film de moeite waard te maken.

Bart Rietvink

Waardering: 3

Bioscooprelease: 9 februari 2017