Pickpocket (1959)

Regie: Robert Bresson | 73 minuten | drama, misdaad | Acteurs: Martin Lassalle, Marika Green, Pierre Leymarie, Jean Pélégri, Dolly Scal, Kassagi, Pierre Étaix, César Gattegno

‘Pickpocket’, een film geïnspireerd door Dostoyevsky’s “Misdaad & Straf”, wordt gezien als één van Robert Bressons meesterwerken. Toch werd de film niet erg op handen gedragen door het publiek. Dit laatste is niet zo gek als je bedenkt dat het in dit simpele verhaal draait om een vrij immoreel persoon (volgens de huidige wet dan tenminste), dat de acteurs weinig emoties prijsgeven, en dat er een danig gebrek is aan een heroïsche lading. Maar, ook al doet de film in eerste instantie wat mat en karig aan (of komt de film zo over als je de plot beschrijft), dit is niet een reputatie die de film verdient. ‘Pickpocket’ blijkt namelijk uitermate boeiend te zijn. Praktisch van de eerste tot de laatste seconde blijf je als kijker gefascineerd door de gebeurtenissen op het scherm. Uitleggen waarom dit zo is, is wat moeilijker.

De eerste scène brengt ons als kijker al meteen in de problemen. We zien een kleurloze, uitdrukkingsloze man in pak die ons verteld al weken van plan te zijn geweest iemand te beroven en nu eindelijk de moed heeft verzameld. We zien hoe hij zijn doel uitkiest bij de kassa van de (paarden)renbaan: een vrouw, die een stapeltje geld in haar leren tasje stopt. We zien hoe hij even later vol concentratie lange tijd bewegingsloos achter haar staat en dan langzaam zijn hand naar de gesp op haar tasje beweegt. De manier waarop dit alles gefilmd is, plaatst de kijker effectief in de schoenen van zakkenroller Michel (Martin Lasalle), en er gaat een ontegenzeggelijke spanning uit van de zakkenrolscènes. We weten dat het fout is wat hij doet, maar we willen ook dat hij slaagt, en hopen met hem dat de vrouw, die hij op het punt staat te beroven, niets merkt.

Na zijn (geslaagde) roof voelt hij zich alsof hij zweeft. Het is voor hem duidelijk de kick van het stelen, en het kunnen slagen hierin, die de drijfveer vormt van zijn “beroepskeuze”. Het gaat hem niet om het materiële gewin. Immers, hij leeft in een krot van een huis en heeft nauwelijks bezittingen. Na zijn eerste roof wordt hij gesnapt door de politie, maar vanwege gebrek aan bewijs moeten ze hem weer vrij laten. Of het vanwege teleurstelling in zijn eigen kunnen of een tijdelijke morele “opleving” gaat, is niet duidelijk, maar na zijn arrestatie besluit hij om bij zijn vriend Jacques langs te gaan om naar adressen voor legitiem werk te vragen. Toevallig komt Michel, in het café waar hij Jacques ontmoet, ook de agent tegen die hem de dag ervoor had opgepakt. In een driegesprek worden nu verschillende potentiële kanten en zienswijzen op het fenomeen zakkenroller verwoordt. Jacques vraagt zich af of diefstal niet te accepteren is wanneer iemand door armoede hiertoe gedwongen wordt. Michel heeft een wat controversiëler idee: hij vindt dat het mogelijk moet zijn om de wet te versoepelen voor intelligente, bekwame mensen, die als het ware door hun diefstal als weldoeners zouden kunnen fungeren. Michels tamelijk arrogante en nonchalante houding doet vermoeden dat hij zichzelf ook als een zodanig superieur mens beschouwt, maar zeker is dit niet. Het lijkt vooral een zichzelf aangepraat excuus te zijn voor zijn dwangmatige levensstijl. Ook voldoet hij zelf al niet als we moeten afgaan op zijn eigen stelling dat deze superieure mensen zich niet laten pakken.

Nee, het lijkt voor hem een soort automatisme te zijn (geworden). Hij heeft een ding gevonden waar hij talent voor heeft, en klampt zich hier met heel zijn wezen aanvast. Zakkenrollen is de enige zekerheid in zijn leven, terwijl emoties en betekenisvolle relaties met anderen hem uitermate moeilijk vallen. Zoals Jeanne, de jonge en aantrekkelijke overbuurvrouw van zijn moeder, op een gegeven moment opmerkt: “U staat niet in het werkelijke leven. U heeft geen belangstelling voor de dingen waar anderen belangstelling voor hebben”. Beter gezegd is misschien dat hij deze belangstelling wel heeft of wil hebben, maar niet weet hoe hij deze interesse moet cultiveren.

Het einde, dat sommigen misschien wat onlogisch of onkarakteristiek hoopvol kan overkomen, toont het wezen van Michel op een treffende manier door het contrast dat het vormt met het voorgaande. Wanneer Jeanne hem bezoekt, beseft hij pas echt zijn liefde voor haar en, belangrijker, kan hij zich hierop concentreren en dit uiten. Tot die tijd vluchtte hij altijd in zijn zakkenrolpersona als wezenlijke dingen te dichtbij kwamen. Hij kon er niet mee omgaan. De gevoelens voor zijn moeder vertaalde hij via goedkeuring voor Jeanne’s zorgen en het geven van geld. Zijn gevoelens voor Jeanne uitte hij via zijn vriend door te vertellen dat hij cadeautjes voor Jeanne moet kopen omdat hij overduidelijk van haar houdt.

Nu hij echter letterlijk vast zit, en zijn zelfgemaakte gevangenis dus heeft omgeruild voor een échte, kan hij paradoxaal genoeg pas echt vrij zijn en zijn liefde jegens Jeanne tot uiting laten komen.

Maar er zijn nog veel meer interpretaties mogelijk van de film. En niet alleen het verhaal zelf is ambigue of veelzijdig, de benadering en stijl van de film lenen zich ook voor meerdere gezichtspunten. Zo kun je de (opzettelijke) uitdrukkingsloze acteerstijl van Martin Lasalle zien als de ultieme mogelijkheid voor de kijker om zijn eigen emoties en gedachtes aan het personage te verbinden; alsof je een boek zit te lezen. Tegelijkertijd laat een deconcentratie op mimiek en gebaren vrij baan aan de daadwerkelijke handelingen van de personages, de gebeurtenissen in de film, en het puur visuele en auditieve aspect van de hele productie. Deze elementen worden nu benadrukt. De verschillende zakkenrolscènes van de film zijn bijvoorbeeld uiterst fascinerend in beeld gebracht, zowel in hun voorbereiding (waarbij Michel getraind wordt door een op straat ontmoette professional) als in hun uitvoering. Met vele uiterst effectieve close-ups worden de vingerbewegingen en houdingen nauwkeurig gevolgd. Daarnaast zijn de vele bijna abstracte, statische shots van muren, gangen en deuren voordat of nadat er een personage in verschijnt erg interessant. Juist door hun leegheid en de afwachting op wat er gaat gebeuren of kennis van wat er is gebeurd krijgen deze shots een aparte lading.

De film wordt tenslotte op een uiterst vlotte manier verteld. Ook al kan het verhaal je saai doen voorkomen, je krijgt eigenlijk geen moment om je te vervelen. Visueel is er bijna altijd wel wat interessants gaande, en voor je het weet zit je via een “dissolve” (of “overvloeier”), een techniek die hier bijna exclusief wordt gebruikt voor shotovergangen, al in de volgende scène.

‘Pickpocket’ is, kortom, een film die de kijker voortdurend geboeid houdt, ook al gaat het hier in essentie om een wat weinig tot de verbeelding sprekend hoofdpersonage die erg summier is geschetst en nauwelijks iets wezenlijks naar de kijker weet (of lijkt) te communiceren. De film houdt de aandacht verbazingwekkend goed vast door de inhoudelijke en formele ambiguïteit, de interessante thematiek, de sfeervolle, melancholieke klassiek muziek (van Lulli), en de mooie cinematografie.

Bart Rietvink