Pinocchio – Pinokkio (2008)

Regie: Alberto Sironi | 180 minuten | drama, komedie, familie, fantasie | Acteurs: Bob Hoskins, Joss Ackland, Thomas Sangster, Robbie Kay, Lucio Aiello, Giovanni Argante, Domenico Balsamo, Giorgio Bongiovanni, Andrea Brugnera, Andres Camperi, Livia Camperi, Todd Carter, Francesco Cordella, Fulvio D’Angelo, Raffaella D’Avella, Lynn Mari Dalgetty, Alessandro Demcenko, Cesare Fazioli, Maria Cristini Fioretti, Iaon Gunn, Cinzia Maccagnano, Daniela Marazita, Federico Marras, Rosario Minardi, Tommaso Minniti, Salvatore Misticone, Michele Nani, Stefano Onofri, Sammy Pasha, Teresina Piergentili, Massimo Reale, Mario Rivera, Michele Roscico, Alessandro Rugnone, Luciano Sassara, Rosa Sironi, Tullio Sorrentino, Gaia Zoppi

Een live-action filmversie van ‘Pinocchio’, met echte acteurs en een realistische setting? Moet kunnen. Immers, veel films hebben al aangetoond dat er ook met echte acteurs gekozen kan worden voor een fantasy-benadering, en daarnaast lenen de levenslessen in het verhaal zich voor elk type film en is de groeiende liefde tussen een vader en zijn kind iets waar iedereen emotioneel bij betrokken kan raken. Bovendien is de universeel bekende versie van het verhaal – die van Disney – niet bepaald een één-op-één bewerking van het origineel, dus er zijn in potentie nog voldoende nieuwe of juist oude wegen te bewandelen die eerder nog niet op film te zien zijn geweest. Tel daarbij een tijdsduur van drie uur op – meer dan twee keer zo lang als de Disney-film – en een constructie met raamvertelling waarin “Pinocchio”-schrijver Collodi zelf ook nog figureert en er is een breed canvas aanwezig voor een veelzijdige, gelaagde, en meeslepende vertelling. Jammer dat het eindresultaat zo stomvervelend is.

Door het verschijnen van deze praktisch van iedere charme verstoken interpretatie van “Pinocchio”, krijg je als kijker een hernieuwde waardering voor de vakmanschap van Walt Disney, die in een kleine anderhalf uur zijn kijkers als geen ander wist te vermaken, ontroeren, en doen verwonderen. Gelukkig is niet alles even erbarmelijk maar de sterke punten van deze drie uur durende parabel zijn op één hand te tellen.

Een welkome toevoeging is de extra informatie die gegeven wordt over Gepetto’s achtergrond. In de Disney-film is hij te zien als alleenstaande man die zijn huis slechts deelt met zijn kat Figaro, vis Cleo, en zijn tientallen zelfgemaakte klokken. Natuurlijk zou de kijker het een en ander hieruit kunnen afleiden, maar het is goed te weten dat hij een vrouw en ongeboren kind had, maar beiden is verloren. Het maakt het iets begrijpelijker dat de blauwe fee deze man besluit te zegenen met het houten kind Pinocchio. Deze arme, oude man, die ook nog eens financieel aan de grond zit, verdient een dergelijke vreugde in zijn leven. Een ander element dat ontbrak in de animatiefilm is de verantwoordelijkheid van de vader ten opzichte van zijn kind. Dit aspect wordt wel in deze nieuwe ‘Pinocchio’ behandeld. Wanneer Gepetto Pinocchio op zijn eerste dag alleen naar school laat vertrekken, wordt hij hier op aangesproken door de lerares. Ook wordt hem van verschillende kanten verteld dat Gepetto zijn kind eerst goed normen en waarden moet bijbrengen, voor hij hem de straat op laat gaan. Het is natuurlijk maar al te waar: een kind is “zo” gemaakt, maar ouder zijn is hard werken en verantwoordelijkheid nemen. Als ouder moet je beschikken over veel wijsheid en inzichten en voortdurend blijven leren, net als je kind.

Of dit nu zo veel goede resultaten oplevert in de film is alleen de vraag. Het enige wat Gepetto meent te moeten doen voor Pinocchio (meer dan in de animatiefilm) is de schuld op zich nemen wanneer deze betrokken is bij een broodjesdiefstal. Erg nobel op het eerste gezicht, maar niet direct het summum van verantwoordelijk ouderschap, aangezien enerzijds de boodschap wordt gegeven dat Pinocchio overal mee weg kan komen en anderzijds de jongen het een tijdje geheel zonder ouder moet doen omdat Gepetto nu in de gevangenis terechtkomt.

Een ander punt dat bij de Disneyversie voor kritiek zorgde was het ineens verschijnen van de brief waarin staat geschreven dat Gepetto door een walvis is opgeslokt. Nu is dit verhaalelement tenminste op een organische manier in de film verweven, inclusief de zoektocht door Pinocchio, al speelt toeval wel weer een grote rol – hoe hij in het water terechtkomt, bijvoorbeeld, en later toevallig door dezelfde walvis wordt opgeslokt waar Gepetto inzit.

Wat tenslotte qua structuur wel prettig is, is dat het verhaal minder episodisch aanvoelt door de meer natuurlijke opeenvolging van Pinocchio’s avonturen en door terugkerende personages als Lampwick, de (potentiële) lerares van Pinocchio en de sluwe “vos” en zijn sidekick. Het heeft er vaak de schijn van dat de makers bewust afstand nemen of kritiek geven op elementen uit de Disneyfilm. Zo wordt er bijvoorbeeld vrij opzichtig opgemerkt dat de hele constructie met de kermis waar de kinderen naartoe worden gelokt om vervolgens in ezels omgetoverd te worden, wel erg omslachtig is. Maar natuurlijk was het in de Disneyfilm vooral symbolisch bedoeld. Het is veelbetekenend dat de kinderen pas gestraft worden wanneer ze zich bewust op het slechte pad begeven.

Regisseur Alberto Sironi lijkt met zijn ‘Pinocchio’ dichter bij de originele verhalenbundel van schrijver Collodi te hebben willen blijven. De aanwezigheid van Collodi zelf in de film lijkt dit ook te willen suggereren. Pinocchio is op dezelfde manier uitgedost (met opvallende puntmuts, als een prins) als in het origineel en is, in tegenstelling tot in de Disneyfilm, niet schattig en sympathiek, maar irritant en wat gemeen. Dit is dan wel een benadering die trouwer is aan het origineel, maar het levert niet direct een mooiere of aangename film op. Zijn eerste handeling als houten pop is dat hij Gepetto een trap tegen zijn achterwerk geeft. Dit wordt min of meer gepresenteerd als onwillekeurige stuiptrekking, maar het is wel degelijk toonzettend. Pinocchio gedraagt zich als een arrogant en verwend nest, en de krekel die hem moet helpen probeert hij, net als in Collodi’s originele verhaal, onschadelijk te maken. Nu had dit wat nare karakter van Pinocchio een verdedigbare keuze kunnen zijn, als er een duidelijke verandering en verbetering hierin duidelijk werd en hij en Gepetto dichter tot elkaar zouden komen. Als hij zou leren wat echte, onvoorwaardelijke liefde is. Maar dit lijkt alleen in de laatste circa tien minuten het geval te zijn. Zelfs wanneer hij zeker denkt te weten dat Gepetto dood is, duurt zijn droefheid maar heel kort. Enkele minuten later zit hij namelijk alweer lachend in de koets richting speelgoedland, waar hij, samen met onverlaat Lampwick, in een ezel veranderd zal worden.

Pinocchio is gewoon een vervelend mannetje, dat bovendien niet geholpen wordt door de zeer beperkte acteur die hem portretteert, Robbie Kay. Zijn lach komt nooit oprecht of authentiek over en in zijn kennismaking met de wereld lijkt hij selectief dom te zijn. Zo loopt hij tegen de bolle glazen vitrine van een kastje op omdat hij deze zogenaamd niet zou zien, en weet hij niet wat een vogel is, maar kennelijk wel dat “manieren” gedragscodes zijn (die Gepetto hem nog moet leren). Zijn gedrag en kennis zijn dus ongeloofwaardig. De Disney-Pinocchio moest alles leren en keek onschuldig, naïef, en met wijde ogen de wereld in. Deze Pinocchio is het ene moment bijdehand, wanneer hij met zijn ogen rolt of volwassenen tegenspreekt, en het andere moment een onbeschreven blad en wordt hij door iedereen voor het karretje gespannen.

Onverwacht is dat Pinocchio niet meer de hoedanigheid van een pop heeft in deze film, maar er al direct uitziet als een jongen van vlees en bloed. Alleen zijn hart is nog van hout en zal in een mensenhart veranderen als hij zich goed gedraagt. Ook zat er al leven in het blok hout, voordat de fee zich ermee ging bemoeien. Dit kwam in die tijd kennelijk vaker voor in Florence, want in het poppentheater dat Pinocchio in de film bezoekt, blijkt dat de andere poppen ook leven in zich hebben. Wanneer Pinocchio zich echter een tijdje slecht gedraagt, wordt hij weer van hout en gaat ook zijn neus groeien wanneer hij liegt. Goed gedrag en het vertellen van de waarheid kunnen het proces weer omkeren. In eerste instantie is het een teleurstelling dat hij al meteen een mens is, maar het hier gebruikte concept had inhoudelijk gezien best goed kunnen werken. Immers, het is des te frustrerender om weer in hout te veranderen wanneer je gewend bent aan een vleselijke vorm. Dat zou toch een effectief dwangmiddel moeten zijn om Pinocchio op het rechte pad te houden of om een lieve jongen van hem te maken. Dit blijkt echter weinig resultaat te hebben (zelfs nadat er eerst, heel cru, door de krekel en de fee gesuggereerd is, dat zijn kop eraf gaat wanneer hij zich niet goed gedraagt). Hoewel Pinocchio op den duur wel degelijk het een en ander lijkt te doen om zijn vader te plezieren (hij wil hem herhaaldelijk goudstukken bezorgen met de hulp van de “vos”), is hij te wisselvallig in zijn gedrag en wordt hij te afstandelijk en gebrekkig vertolkt door Robbie Kay om als kijker veel om hem te kunnen geven.

Nee, ‘Pinocchio’ heeft weinig in zich dat tot aanbeveling strekt. Het menneke zelf is dom en onhebbelijk; de krekel – die hier is veranderd in een volwassen vrouw die bij elke beweging tsjirpt (om maar niet te vergeten dat ze een krekel is) – is een zeurend individu dat niet grappig is zoals in de animatiefilm, maar er een beetje als verplicht nummer bij hangt; en de “vos” en zijn broer, de twee kleine criminelen die Pinocchio keer op keer willen verleiden tot kattenkwaad voor eigen gewin, zijn misschien wel de grootste stoorzenders van de film. Het is geen sluw, gedistingeerd, en komisch duo zoals in de Disney-film, maar een irritant stel, dat tot overmaat van ramp steeds weer terugkomt om het leven van Pinocchio zuur te maken.

Bob Hoskins is ook niet een voor de hand liggende keuze voor Gepetto. De acteur heeft toch altijd een scherp randje en de oude houtsnijder moet vooral een lieve, gemoedelijke man zijn die leeft voor zijn kind. Nu doet Hoskins zijn best en leeft de toeschouwer redelijk met hem mee wanneer hij dagen achter elkaar bezig is een schip te maken om Pinocchio te volgen naar Amerika (waar hij denkt dat de jongen mee naartoe is genomen), maar het is erg moeilijk om hem volledig in het hart te sluiten. Een andere, wellicht onbekendere acteur was waarschijnlijk een verstandiger keuze geweest voor de rol van Gepetto.

De aanwezigheid van de schrijver zelf in de film, om het verhaal te kadreren, blijkt tenslotte totaal geen meerwaarde te hebben. Er wordt niets bekend over het karakter of de achtergrond van Collodi en het lichtelijk spelen met de scheidslijn tussen werkelijkheid en de door hem geschreven fictie loopt op niets uit. Tenslotte hebben veel personages de vervelende gewoonte om – net als in soaps nogal eens gebeurt – in zichzelf te praten wanneer bepaalde informatie de toeschouwer moet bereiken en de makers kennelijk geen andere uitweg meer zien. Deze interne monologen zijn hier vrijwel nooit noodzakelijk. Ze komen knullig over en wijzen op een onvermogen van de filmmakers om hun verhaal effectief (met beelden) te vertellen. Helaas is dit een onvermogen dat zich over de hele film uitstrekt. Een gemiste kans.

Bart Rietvink