Pistol Opera – Pisutoru opera (2001)
Regie: Seijun Suzuki | 112 minuten | actie, thriller, misdaad | Acteurs: Makiko Esumi, Sayoko Yamaguchi, Hanae Kan, Masatoshi Nagase, Mikijiro Hira, Kirin Kiki, Kenji Sawada, Haruko Kato, Tomio Aoki, Yôji Tanaka, Yoshiyuki Morishita, Kensaku Watanabe, Jan Woudstra
Met het onbegrijpelijke, maar fraai uitziende ‘Pisutoru Opera’ of, om de Engelse titel te gebruiken, ‘Pistol Opera’, levert regisseur Seijun Suzuki het zoveelste bewijs van zijn eigenzinnigheid en zijn overrompelende visuele stijl. Het heeft niet zoveel zin om te proberen om het verhaal te volgen en je hoofd te pijnigen op zoek naar consistentie, logica of enige uitleg over de beweegredenen van de personages. In plaats daarvan kan de kijker zich beter overgeven aan de prachtig gestileerde beelden en strak gechoreografeerde shots, want de oude meester (Suzuki liep naar de tachtig toen hij deze film maakte) richt zich immer op “de zintuigen en het zenuwstelsel”.
‘Pisutoru Opera’ is half een vervolg, half een remake van Suzuki’s eigen controversiële film ‘Koroshi no rakuin’ (‘Branded to Kill’) uit 1967. Deze film was voor de filmstudio (die niets van de stijl waarin de film was opgenomen begreep) reden om Suzuki te ontslaan. Hierop daagde Suzuki zijn voormalige werkgever voor de rechter en hoewel hij won – met steun van collega’s uit de filmwereld – was Suzuki jarenlang een paria. Pas tien jaar later zou hij zijn eerstvolgende film maken (in de tussentijd deed hij onder andere tv-werk), maar zijn carrière zou hobbelig blijven en hij zou zich met wisselend succes staande houden en wederom gedurende lange perioden geen films maken. In 2001 kwam hij terug met deze film, maar voorkennis van ‘Koroshi no rakuin’ is op zich niet vereist. De film volgt in grote lijnen het ook al niet bijster ingewikkelde plot van de versie uit 1967, maar heeft nu een grotendeels vrouwelijke cast en dat het geen volledige remake is, wordt duidelijk als het hoofdpersonage uit ‘Koroshi no rakuin’, genaamd Goro Hanada ook opduikt als mentor van “Zwerfkat”. Die naam wordt overigens niet genoemd en ook acteur Mikijiro Hira is niet Suzuki’s jarenlange filmpartner Joe Shishido, die de rol in het origineel speelde. Verwarrend, ach, het maakt allemaal niet zoveel uit wie wie precies is en wat hun functie in de film is. Net zo min als echt duidelijk wordt hoe het Gilde van Huurmoordenaars geleid wordt en wie de ranglijst bepaald. In elk geval krijgt Zwerfkat de opdracht om “Honderd Ogen” en “Nutteloze Man” (die op nummer twee staat) om te leggen, maar de opdrachtgeefster van het gilde heeft zelf ook wel interesse in de fysieke kwaliteiten van Miyuki. Intussen is “Honderd Ogen” zelf ook aan het moorden geslagen en moet Miyuki goed oppassen. Gedurende haar avonturen wordt Zwerfkat gevolgd door een mysterieus jong meisje in een kleurig vestje met een lampion.
Ondanks de hopeloze verhaalstructuur, die veel mensen af zal schrikken, waarin lange dialoogscènes worden afgewisseld met korte actieflitsen en dan moeiteloos overspringen naar vervreemde toneelvoorstellingen, heeft de film ook een flink aantal pluspunten: zo zijn de vormgeving en het kleurgebruik echt heel bijzonder, zoals je het eigenlijk nergens anders tegen komt – behalve dan in àndere films van Suzuki. Absurdistische trekken heeft de film ook, bijvoorbeeld als Miyuki wordt achtervolgd door een man in een groen trainingspak die zich de Leraar noemt… en in een rolstoel zit. Suzuki speelt met de contrasten (in kleuren, in voor- en achtergronden en besteedt veel aandacht aan de opbouw van zijn scènes, met prachtige individuele shots. Toch stelt de film in zijn totaliteit toch lichtelijk teleur, omdat de inhoud van de film de vorm niet aan kan vullen, zodat er een onevenwichtig eindproduct ontstaat.
Geen gangbare kost voor de doorsnee bioscoopbezoeker, maar voor wie echt toe is aan een andere filmervaring, zal zeker plezier beleven aan ‘Pisutoru Opera’.
Suzuki won voor deze film de FIPRESCI prijs op het Internationale Filmfestival van Brisbane.
Hans Geurts