Preston Sturges: The Rise and Fall of an American Dreamer (1990)
Regie: Kenneth Bowser | 76 minuten | documentaire, biografie | Met: Preston Sturges, Fritz Weaver, Peter Bogdanovich, Priscilla Bonner, Sandy Sturges, Frances Ramsden, Thomas Quinn Curtiss, Cesar Romero, Edwin Gillette, A.C. Lyles, Eddie Bracken, Joel McCrea, Andrew Sarris, Betty Hutton, Rudy Vallee, Jack Rourke, Katy Jurado, Paul Schrader
Zo snel als hij aan de top gekomen was, zo snel was hij ook weer van het hoogste podium verdwenen: Preston Sturges. Zijn naam doet bij nog maar weinig mensen een belletje rinkelen, en dat terwijl zijn wervelende screwballcomedies en vlijmscherpe maatschappijkritische en politieke satires in ruim 80 jaar tijd amper verouderd of achterhaald zijn. Sturges schopte met liefde de heilige huisjes van de Amerikaanse samenleving omver en was een van de eersten die dat durfde te doen. Bovendien geldt hij als een van de allereerste ‘auteurs’; schrijvers die hun eigen scenario’s regisseerden omdat ze hun artistieke zeggenschap willen bewaken. Daarmee brak Sturges de ban voor latere generaties eigengereide filmmakers als de Coen Brothers en Wes Anderson.
Wie was Preston Sturges (1898-1959), waarom zegt zijn naam ons vandaag de dag niets meer en waarom was zijn carrière in Hollywood al uitgedoofd voor hij goed en wel was begonnen? Op deze en meer vragen probeert Kenneth Bowser antwoord te geven in zijn documentaire ‘Preston Sturges: The Rise and Fall of an American Dreamer’ uit 1990. Bowser neemt zijn kijkers mee in het leven en werk van Sturges, die zijn hoogtijdagen kende in de periode 1940-1944. Heel de wereld lag in de houdgreep van nazi’s en fascisten, terwijl Sturges in Hollywood de ene na de andere snerpende satire uit zijn pen toverde en dat combineerde met onvervalste slapstickmomenten. Waar het Amerikaanse filmpubliek gewend was dat screwballcomedies vooral over relaties en man-vrouwverhoudingen handelden, ging Hollywoods nieuwste Golden Boy een stap verder door de zeepbel van de Amerikaanse droom genadeloos door te prikken. In zijn films waren legerofficieren en politici niet langer de onaantastbare helden waar Amerika hen altijd voor hield, maar bleken het naïevelingen die eenvoudig te corrumperen waren door macht, geld en status. Vrouwelijke personages in zijn films zijn verre van weerloze schone deernes die als makke schapen op hun prins op het witte paard wachten, maar sterke en zelfstandige vrouwen die geen blad voor de mond nemen en hun eigen weg kiezen. Schitterend voorbeeld is de geweldige Barbara Stanwyck die in ‘The Lady Eve’ (1941) de ene na de andere dubbelzinnige oneliner op de argeloze Henry Fonda afvuurt: het is wel duidelijk wie hier de touwtjes in handen heeft. En stevig ook!
Bowser stipt in zijn documentaire kort de opmerkelijke jeugd van Sturges aan. Zijn moeder was een socialite met muzikale ambities die haar zoontje na haar scheiding van Prestons vader meesleepte naar Europa, waar zij zich in hogere culturele kringen bevond. Filmcritici menen dat die vele jaren die Sturges in Europa (met name Frankrijk) doorbracht ervoor hebben gezorgd dat hij met andere ogen naar Amerika leerde kijken. Tegen de tijd dat hij 16 was en de Eerste Wereldoorlog uitbrak, stuurde zijn moeder hem linea recta terug naar de VS, uit angst dat haar oogappel in een Noord-Franse loopgraaf een voortijdig einde tegemoet zou zien. Daar ging hij aan het werk voor het cosmeticaconcern van zijn moeder, waar hij en passant nog de kissproof lipstick uitvond. Uiteindelijk ontdekte hij dat hij een talent had voor toneelschrijven; zijn eerste stuk bracht hem in 1930 van Boston naar Broadway en zijn tweede maakte van hem een door vele producenten begeerde scenarioschrijver in Hollywood. Ze waren bereid om flink voor zijn werk in de buidel te tasten, dus de jaren dertig legden hem geen windeieren. Daar was hij zich terdege van bewust. Zoals we hem zelf horen zeggen in de film: ‘Sterke dialogen zijn de goedkoopste verzekering (tegen een flop) die een producent kan kopen.’
Eenmaal binnen in de filmbusiness zat Sturgess’ eigengereide persoonlijkheid hem – of nou ja, vooral de producenten van de grote filmstudio’s – in de weg. Hij kon er namelijk niet tegen dat er geknipt, geplakt en geschrapt werd in zijn scenario’s en besloot zijn films dan maar zelf te gaan regisseren. Waar hij doorgaans bakken met geld kreeg voor zijn teksten, stelde hij Paramount nu voor zelf ‘The Great McGinty’ (1940) te willen verfilmen, tegen betaling van slechts 10 dollar. De film werd een daverend succes en leverde hem de allereerste Oscar voor Beste Originele Scenario – een nieuw ingevoerde categorie – op (drie jaar later zou hij tweemaal in hetzelfde jaar genomineerd worden voor ‘Hail the Conquering Hero’ en ‘The Miracle of Morgan’s Creek’). Dat hij nu ook zelf zijn films kon regisseren en buiten de traditionele hokjes in Hollywood durfde te denken, werkte niet alleen in zijn voordeel, vertelt goede vriend Thomas Curtiss in de documentaire: afgunst lag op de loer en er waren genoeg mensen uit het vak die niets liever wilden zien dan dat hij net zo hard onderuit zou gaan als de acteurs in zijn films dat zo vaak deden. Een andere vriendin, Pamela Bonnet, stipt aan dat zijn drang naar autonomie ervoor zorgden dat zijn bazen bij Paramount hem lastig, arrogant en temperamentvol vonden en hem er daarom uit wilden werken. Een samenwerking met de grillige en flamboyante miljonair Howard Hughes, met wie Sturges zijn eigen productiemaatschappij opzette, liep na de tumultueuze productie van ‘The Sin of Harold Diddlebock’ (1947) uit op een fiasco, dat Sturges niet meer te boven zou komen.
‘The Rise and Fall of an American Dreamer’ is een conventioneel opgebouwde, vakkundig gemaakte maar vooral fascinerende documentaire over een vergeten kunstenaar. Bowser put uit veelzijdig bronmateriaal – interviews met vrienden en collega’s, flarden uit radio-interviews, beelden van Sturges uit andermans films en natuurlijk fragmenten uit zijn eigen kleine maar indrukwekkende oeuvre – en weet zo een beknopte maar vermakelijke samenvatting te geven van het leven van de man die door sommige filmhistorici ‘de man die ironie in Hollywood introduceerde’ wordt genoemd. Bowser schetst hem als een kunstenaar van de meest romantische soort, een idealist die de touwtjes graag stevig in handen wilde houden en geen concessies wilde doen. Hij is duidelijk een gepassioneerde fan, want er wordt amper een kritische noot gekraakt, maar Sturges verdient ook gewoon meer credits dan hij nu (zeker buiten de VS) krijgt. Zijn unieke mix van, zoals een van de sprekers in de film het noemt ‘Europese verfijning en Amerikaanse onbezonnenheid’, maakte hem een revolutionair en zijn invloed op latere generaties filmmakers is niet te onderschatten.
Patricia Smagge
Waardering: 3.5
Speciale vertoning: Written and Directed by Preston Sturges, Eye Filmmuseum (21 september – 15 oktober 2023)