Primer (2004)
Regie: Shane Carruth | 78 minuten | drama, science fiction | Acteurs: Shane Carruth, David Sullivan, Casey Gooden. Anand Upadhyaya, Carrie Crawford, Jay Butler, John Carruth, Juan Tapia, Ashley Warren, Samantha Thomson, Chip Carruth, Jack Pyland, Keith Bradshaw, Ashok Upadhyaya, Brandon Blagg, Jon Cook, David Joyner, Eric De Soualhat
“Als je zo meteen iets vreemds ziet of hoort, moet je niet denken dat ik je in de maling neem. Dat zou ik je nooit aandoen.” Dit zegt Abe (Sullivan) op een gegeven moment, met een doodserieuze uitdrukking op zijn gezicht en intonatie in zijn stem, tegen zijn vriend Aaron (Shane Carruth) terwijl ze buiten op een pleintje voor een stel garages zitten. Abe heeft namelijk een verbazingwekkende ontdekking gedaan, en wil dit aan zijn vriend duidelijk maken, zonder voor gek te worden versleten. Hij heeft ontdekt dat hun eerdere uitvinding eiwit blijkt af te scheiden. Maar veel sneller dan normaal gesproken zou kunnen. Hierdoor fungeert het apparaat in feite als een tijdmachine. Voor elk klein aspectje van deze ontdekking neemt Abe Aaron mee naar de relevante wetenschapper. Vaak alleen maar om dingen te bevestigen. Abe wil dat Aaron hem elke stap van de weg blijft volgen, wetende dat als hij meteen de (implicatie van) de ontdekking op z’n bord gooit, hij niet geloofd zal worden. Het is voornamelijk deze “realistische” benadering, die de film zo bijzonder maakt, en de kijker betrekkelijk lang geboeid weet te houden.
De thematiek en problematiek van de film zelf zijn namelijk, voor zover dit in één keer is vast te stellen, niet heel erg baanbrekend. Het is dan wel een intellectuele puzzelfilm geworden met allerlei onduidelijke tijdslijnen en identiteiten, de onderwerpen op zich zijn al in vele andere fictiefilms behandeld. Wat gebeurt er als twee tijdslagen door elkaar heen gaan lopen, en je zomaar ineens je dubbelganger tegen het lijf kunt lopen? Welke gevaren schuilen er in het ingrijpen in gebeurtenissen in het verleden, en dus de toekomst?
Toch worden sommige elementen wel interessant uitgewerkt. Wat betekent het bijvoorbeeld voor je eigen identiteit als er twee versies van jezelf bestaan? Wie is, zowel psychologisch als biologisch gezien, de échte? Er zijn ook leuke kleine vondsten, zoals wanneer Aaron gebeld wordt op zijn mobieltje en zich afvraagt of zijn dubbel nu ook gebeld wordt. Het is immers hetzelfde nummer. Ook grappig zijn opmerkingen als: “Ik heb honger. Ik heb sinds later vanmiddag nog niets gegeten.”
Zoals gezegd is het echter vooral (de combinatie met) de realistische, documentaire achtige stijl van de film, die het thema verfrissend maakt. Dit wordt versterkt door het hoge low-budget gehalte van de film, die gemaakt is met slechts zeven duizend dollar. Geschoten op 16 mm, en vervolgens opgeblazen tot 35 mm, ziet de film er grauw en korrelig uit, wat een prima stijl is voor de presentatie van het verhaal. De verschillende “kunstjes” en praatjes van de jongens zijn grappig om getuige van te zijn. Het is vooral geestig om te zien hoe een katalysator uit een auto gesloopt wordt, en een ander onderdeel uit een koelkast, om het project te doen slagen. Het veelvuldige (pseudo-)technische jargon dat gebruikt wordt, werkt aanvankelijk wel goed voor de geloofwaardigheid, maar op een gegeven moment gaat het meer aanvoelen als interessant doen.
Hetzelfde geldt voor de plot zo halverwege de film. Tot die tijd zitten we aan het scherm gekluisterd en kunnen (en willen) we redelijk volgen wat er allemaal gebeurt. Daarna wordt het een verwarrende chaos van tijden, dubbelgangers, en ingrepen in het ruimte-tijd continuüm. En dat terwijl een potentieel ontravelen van deze complexiteit niet tot grotere inzichten lijkt te leiden. Er dient zich nog wel een half interessant subplot aan, dat morele implicaties heeft, maar deze verschijnt vrij abrupt, en wordt even snel weer afgehandeld. Dit vormt meteen het einde. De regisseur lijkt er gewoon plotseling geen zin meer in te hebben. Misschien vond Carruthers op dit punt dat zijn breinbreker wel ingewikkeld genoeg was geworden, en besefte hij dat hij afgezien van deze kwaliteit, nauwelijks een verhaal te vertellen had.
Er is namelijk niet echt een verhaal, afgezien van het experimenteren met de uitvinding, en als publiek geven we niet veel om de personages, die vrij afstandelijk overkomen, en soms wat te mat neergezet worden door de acteurs. De film, net als de uitvinding in het verhaal zelf, is zeker een interessant experiment geworden. Een experiment dat zowel frustreert en fascineert in zijn cerebraliteit, maar uiteindelijk te weinig urgentie als filmverhaal zelf heeft om volledig te kunnen boeien.
Bart Rietvink
Waardering: 3
Bioscooprelease: 2 juni 2005